Een stel kinderen bouwde zandkastelen aan de oever van een rivier. Ze verdedigden elk hun kasteel met de woorden: 'Dit is mijn kasteel.' Ze hielden hun kastelen gescheiden en iedereen moest er rekening mee houden welk kasteel van wie was. Toen alle kastelen af waren, schopte een van de kinderen het kasteel van een ander kapot en maakte het met de grond gelijk. De eigenaar van dat kasteel werd woedend, trok het andere kind aan zijn haar, gaf hem een aframmeling en schreeuwde: 'Hij heeft mijn kasteel kapotgemaakt! Kom me helpen, dan zullen we hem een lesje leren!' De andere kinderen kwamen hem allemaal te hulp. Ze sloegen het bewuste kind met stokken, gooiden hem op de grond en schopten hem. Toen gingen ze door met hun spel en zeiden: 'Dit is mijn kasteel! Niemand mag aan mijn kasteel komen! Waag het niet in de buurt van mijn kasteel te komen!' De avond viel, het werd donker en de kinderen moesten naar huis. Het kon hun opeens niets meer schelen wat er met hun kasteel gebeurde. De een begon erop te stampen en te springen, de ander maakte het met zijn handen met de grond gelijk. Toen keerden ze zich om en gingen op huis aan.


(Uit de Yogacara Bhumi Sutra, in de vertaling van Arthur Waley.
Nederlandse vertaling van het boekje "De leringen van Boeddha", samengesteld door Jack Kornfield, uitgegeven in Nederland door Altamira-Becht, 2000, blz. 18,19)