Is het woord ‘theosoof’ te vermijden?
Daan W. Graatman
Theosofia jrg. 96, December 1995, p. 205 (uit de rubriek Dialoog)
In ons taalgebruik is het woord theosoof heel gewoon. Toch zal ik het zelf zoveel mogelijk vermijden, omdat Theosofie letterlijk betekent Goddelijke Wijsheid en het woord theosoof zou dus iemand moeten zijn die deze bezit of vertegenwoordigt of hoe wij dat ook zeggen willen, en dat zijn wij natuurlijk geen van allen. Een filosoof is letterlijk een vriend van de wijsheid en daar zit de betekenis dus niet in dat hij zelf wijs is, evenmin als in het Engelse woord Theosophist. Het woord Theosofist zal geen ingang vinden, omdat het langer is en waarschijnlijk ook als een Anglicisme zal worden ervaren, net zo min als het onderscheid dat wel eens gemaakt is tussen econoom en economist; de ene prakticus, de ander theoreticus. Voor zover ik weet heeft dit geen navolging gevonden. Een neutraal woord voor een aanhanger van de Theosofische ideeën zou theosofofiel*) kunnen zijn, al dan niet met een hoofdletter. Maar ook dat zal geen ingang vinden. Wij zitten met het gangbare woord opgescheept. Ik kan alleen maar proberen het te vermijden. Als mij gevraagd wordt of ik theosoof ben zeg ik: nee, dat ben ik niet, ik ben lid van de Theosofische Vereniging.