Uit "The Watchtower", The Theosophist, febr. 1959, Theosofia, September 1959, p.224
Het Belang van Goed Luisteren
N. Sri Ram
Elke theosofische conventie en bijna iedere bijeenkomst, die niet slechts in naam, maar in werkelijkheid aan theosofische doeleinden is gewijd, doet mij, en naar mijn overtuiging vele anderen met mij beseffen, dat een groot gedeelte van het belangrijkste werk van de Vereniging door middel van deze samenkomsten tot stand wordt gebracht, meer misschien dan wij wel denken. Ik geloof dat het de eenvoudige waarheid is dat ieder op z'n best is, wanneer hij in harmonie is met anderen; en deze harmonie ontstaat slechts doordat iedereen anders is dan de anderen; ze komt niet voort uit een halfhartige gelijkgerichtheid, maar welt op uit een krachttoename, een bezieling van onze zuivere aard en een samenbundeling van de inherente krachten om een enkel effect teweeg te brengen. Dat effect is in ons geval het uitstralen van de invloed van de ene alomvattende waarheid, waarvoor wij proberen ons open te stellen, als wij samenkomen, althans waarvoor wij behoorden dat te proberen. Hoe moeten wij dat doen? Natuurlijk door een vriendschappelijke gezindheid. Maar tegelijk met deze goede gezindheid, die als ze waarachtig is, ook diep gevoeld is, en niet een oppervlakkig vertoon, moet er toch ook een bepaalde belangstelling zijn en een zekere eerbied, die elke neiging tot pronken met eigen kennis of zich te doen gelden, de kop indrukt. Waar Krishnamurti vaak in zijn toespraken op wijst, is dat wij er in ons contract, slechts dan bij winnen (dit zijn niet zijn eigen woorden) hetzij in ons privé-leven of in een bijeenkomst, als wij luisteren wat wij maar zelden doen, en dan ook nog maar met een half oor en met geringe aandacht. Wat ons er van weerhoudt aandachtig te luisteren is de stroom of zijn de meerdere stromen van onze gebruikelijke reacties en oordeelvellingen. Dat betekent niet dat wij eigenlijk geen oordeel hoorden te vellen, en evenmin dat wij maar alles moeten aanvaarden wat er gezegd wordt, in deze zin dat we alles kritiekloos moeten slikken. Maar als wij innerlijk onbuigzaam zijn en als wij de bewering of het probleem niet in ons opnemen, dan kunnen wij met geen mogelijkheid weten, waar het werkelijk om gaat, of waarom de persoon in kwestie dat zegt. Men moet passief zijn, d.w.z. sensitief en ontvankelijk, om te begrijpen en uit dat begrip zal de juiste handeling voortspruiten, indien dat begrip diep genoeg gaat en volledig is.
Een juiste visie, juiste gedachte of verbeeldingskracht, het juiste woord en de juiste handeling, dat zijn de vier voornaamste vereisten voor het edel achtvoudig pad van de Here Buddha. De juiste visie -- niet zoals de woorden uit de Pali-tekst in de regel worden geïnterpreteerd: het juiste geloof -- dat is toch zeker het allereerste vereiste. De dingen klaar en duidelijk te zien zoals ze zijn, betekent meteen ze juist begrijpen, terwijl daarentegen iets, dat slechts een interpretatie is er allicht een bevooroordeeld en onvolmaakt beeld van geeft. Om een dergelijk begrip te verkrijgen moet er die rust zijn, die altijd het kenmerk is van werkelijk respect, en daarnaast ook die aandachtige belangstelling, die nodig is om juist die ene bepaalde klank of stem uit een menigte geluiden te kiezen. Dat proces van het luisteren is de correlatie van dat begrip: de Stem van de Stilte. Als er een stem of een klank is, die opklinkt uit de natuurlijke stilte der dingen – men zegt dat elk ding in de Natuur zijn eigen intrinsieke innerlijke toon heeft -- dan is het slechts mogelijk deze te horen of in ons bewustzijn vast te leggen, als we er met gespannen aandacht naar luisteren, dat wil zeggen: vol belangstelling.
Deze houding om te luisteren of z'n belangstelling en aandacht te schenken juist om de mensen te begrijpen met hun uiteenlopende mentaliteit en problemen, komt maar heel weinig voor in deze tijd juist door zijn geprikkeld en al te werkzaam denkleven. Maar de nieuwe tijd, die dit nu moet gaan doen -- zoals velen van ons hopen en geloven -- moet in elk geval onder sommige mensen gekenmerkt worden door een nieuwe hoedanigheid of door een bewustzijnsniveau, waarin een beter begrip voor de dingen moet wezen. Voor zo'n bevattingsvermogen of begrip is het nodig om een open en evenwichtig verstand te hebben, en eveneens een oor, dat neigt tot luisteren, en niet een denken dat zo vervuld is van zijn eigen opwellingen dat het de dingen slechts kan beoordelen naar de maatstaf van zijn eigen vooropgezette denkbeelden. Misschien zou er bij onze theosofische bijeenkomsten iets meer naar voren kunnen komen van die geest van willig luisteren, wat met zich mee brengt, dat men stil is en liever tracht te begrijpen dan dat men praat en opkomt voor zijn ideeën. Het is deze houding van belangstelling in anderen, een zekere eerbied voor hen en zekere vriendschappelijke gezindheid jegens hen, die een theosofische bijeenkomst zal stempelen tot een waarachtig en niet alleen maar tot een oppervlakkig, schijnbaar succes.