Theosofia, Juni 2003, pag. 108; The Theosophist, juni 2001 Vertaling: Ton van Beek

Theosofie en Wetenschap

De weg die we te gaan hebben

H. Murdoch

Dr. Murdoch is gepensioneerd en bekleedde een leidinggevende academische functie bij de vakgroep Astrofysica aan de Universiteit van Sydney.


Het voornaamste doel van HPB was wetenschap, religie en filosofie te doen samensmelten, zoals blijkt uit de ondertitel van De Geheime Leer. Dit doel vindt men bovendien exact terug in het tweede Doeleinde van de Society. 1) Ik raakte geïnteresseerd in de zeer actieve Science Group van het Theosophical Research Centre in London tegen de tijd dat in 1957 begonnen werd met het uitgeven van het Science Group Journal. Al heel lang voor ik astrofysicus was, werd mijn belangstelling gewekt voor de oorsprong en de evolutie van het heelal, zoals dit geschetst wordt in de Proloog en de oude Stanza's van De Geheime Leer, en ik zag hierin een overeenkomst met moderne wetenschappelijke denkbeelden.

In De Geheime Leer bespreken we het ontstaan van een afzonderlijke manifestatie van het heelal. De wetenschap was een tijdlang geïnteresseerd in een trillend heelal, in overeenstemming met het Hindoe concept van 'de dagen en nachten van Brahmâ'. De eerste stanza spreekt heel beeldend over de toestand voor de dageraad van het heelal met uiteenzettingen zoals 'tijd was niet' en 'niets was'. De taal is poëtisch en er is ruimte voor verschillende interpretaties met betrekking tot wetenschappelijke concepten. Er bestaat bovendien een aanzienlijk probleem bij de poging de uiteenzettingen van Blavatsky over het 'heelal' met behulp van hedendaagse wetenschappelijke begrippen te interpreteren, aangezien in haar tijd al wat bekend was over het heelal, de sterren en de toenmalige raadselachtige 'nevelvlek' waren.

Het bestaan van melkwegstelsels was onbekend. Vandaar dat men geen kennis had van de Melkweg temidden van talloze andere melkwegstelsels. Dat vormt een probleem in het begrijpen van al haar uiteenzettingen over het heelal. Wanneer men hier van uitgaat is het niettemin opmerkelijk dat de oude stanza's ons zo aanspreken.

Blavatsky spreekt van het uitzetten en samentrekken van ruimte, ofschoon verschillende mededelingen over dit thema tegenstrijdig zijn. In de Proloog spreekt ze duidelijk over het uitzetten van de universele ruimte, lang voordat Einstein dit uit zijn vergelijkingen opmaakte en hij probeerde er een draai aan te geven om dat idee te vermijden. We weten nu dat het Ruimte zelf is die uitzet, zoals naar ik veronderstel Blavatsky beweerde. Anderen, echter, maken uit verscheidene citaten uit De Geheime Leer op dat zij het niet in die betekenis bedoelde. Dit is kenmerkend voor een ernstige moeilijkheid als men probeert speciale verbanden met De Geheime Leer te leggen. Ieder van ons kan uit relevante passages putten om steun te vinden voor zijn/haar eigen stokpaardjes.

Op één terrein scoort Blavatsky heel goed zonder ruimte voor discussie. Het gaat om haar helder betoog over het ontstaan van het zonnestelsel zoals ook Laplace dat heeft voorgesteld: d.w.z. de geleidelijke rotatie en samentrekking volgens de wet van de zwaartekracht van in een nevelachtige toestand verspreide stof, waaruit de zon en de planeten ontstaan. Ze geeft in feite een heel goede beschrijving van het proces, waarbij ze treffend van de zon en de planeten spreekt als broeders uit één schoot, d.w.z in wezen gevormd op hetzelfde moment. De veel verbreide wetenschappelijke theorie in haar tijd was dat de planeten uit gloeiend heet materiaal waren gevormd, afgescheiden van een reeds bestaande zon door het toevallig passeren van een ster. Dit werd door Blavatsky onomstotelijk van de hand gewezen, door te zeggen dat de zon de oudere broer van de planeten was en niet hun vader. De theorie over het afscheiden van de zon is lang geleden verlaten en de huidige opvattingen zijn erg nauw verwant aan die van Laplace en Blavatsky.

Er is, hoe dan ook, een ernstig probleem. De planetaire satellieten inclusief onze maan maken ondubbelzinnig deel uit van hetzelfde proces, zoals dit bevestigd is door het onderzoekprogramma van de maan. Maar ondanks haar heldere uiteenzetting over broers uit één schoot, betoogt Blavatsky dat de maan veel ouder dan de aarde is en tot een vroegere evolutionaire tijdkring behoort. Dit is niet een op zichzelf staand standpunt maar een hoofdthema. Er wordt soms, met enige klem, beweerd dat veel uiteenzettingen in De Geheime Leer eerder symbolisch dan letterlijk geïnterpreteerd moeten worden.

Dit is een voorbeeld die zo'n interpretatie vraagt, maar hoe moeten we in het algemeen besluiten wat letterlijk of symbolisch moet worden opgevat? Ieder van ons moet proberen zijn/haar intuïtie te gebruiken, ondersteund door de kennis die we hebben.

Het vinden van een antwoord op het wetenschappelijk materialisme is altijd een belangrijke zorg van de Theosophical Society geweest. De Theosophical Society is ontstaan in een tijdperk waarin de materialistische wetenschap de alleenheerschappij had en één van haar doelen was, en is nog steeds, het materialisme te bestrijden. De geleerden zijn zeer bedreven in het ontdekken van de gedetailleerde processen die werkzaam zijn in de materiële wereld, en over het algemeen moet hun werk op deze gebieden, gebaseerd op indrukwekkend bewijsmateriaal, verkregen uit experimenten en waarnemingen, aanvaard worden. Tegenwoordig onderzoeken zij met veel succes de opvattingen over de grondbeginselen van het functioneren van de hersenen en de fysieke stofwisselingsprocessen in het lichaam die het leven zoals we dit kennen mogelijk maken. Dat dit te zijner tijd zal leiden tot het begrijpen van het wezen van bewustzijn valt hoe dan ook te betwijfelen. Op deze vraag wordt door Lester Smith ingegaan in zijn boek Intelligence Came First. Ik veronderstel dat, als hij tegenwoordig zou schrijven, dan de titel  ‘Consciousness Came First' geweest zou zijn. De wetenschap maakt ook grote vorderingen in het begrijpen van de genetische code van levende organismen (met inbegrip van die van onszelf) en de stofwisselingsprocessen die door de genen geregeld worden. (Neem er nota van dat Lester Smith bij het schrijven van een herziene tweede uitgave van zijn boek met een bioloog samenwerkte). Maar het is onze taak onder de aandacht te brengen dat de ware aard van het leven de biologische processen in de lichamelijke vormen transcendeert. We moeten de wetenschap waarderen voor dat waartoe zij in staat is en wat zij bereikt, maar ook erkennen dat het materialisme momenteel een subtielere vorm aanneemt dan bij het ontstaan van de Theosophical Society.

We kunnen de aandacht vestigen op die geleerden die de noodzaak inzien boven het materialisme uit te stijgen. Davies en Gribbin zeggen bijvoorbeeld in hun boek The Matter Myth:

Veel mensen hebben wetenschappelijke waarden verworpen omdat zij het materialisme beschouwen als een steriele en troosteloze filosofie, die mensen reduceert tot automaten en geen ruimte overlaat voor vrije wil of creativiteit. Deze mensen kunnen moed vatten: het materialisme is dood.

En nog eens:

We leven niet in een kosmisch klokmechaniek, maar in een kosmisch web van krachten en velden, van niet aan plaats gebonden kwantumverbindingen en niet-lineaire creatieve materie.

Kwantumfysicus David Bohm is wellicht verder dan welke wetenschapper ook gegaan in zijn bewering van 'een nieuw begrip van fysieke realiteit, waarin we een onafgebroken geheel van een allesomvattend heelal' als vertrekpunt nemen. Hij beschouwt de doordringende onderlinge verbondenheid van alles in het heelal als de fundamentele werkelijkheid.

Het is goed om op het belang van dergelijke zienswijzen van prominente wetenschappers de nadruk te leggen. Het is echter ook belangrijk dat we niet doorgaan met het geruzie over wetenschappelijke kwesties uit de negentiende eeuw, zoals een allesomvattende oppositie tegen de evolutietheorie van Darwin, die men vaak tegenkomt in theosofische voordrachten. 2) Er heeft na de tijd van Darwin veel vooruitgang plaatsgevonden. Voor Darwin waren genen onbekend, laat staan de structuur van DNA. Het basisconcept van fysieke evolutie dat zich voltrekt door natuurlijke selectie kan niet ontkend worden, evenmin als het belang van onze genetische code. Zoals de vooraanstaande bioloog Richard Lewontin echter benadrukt, vormen genen niet de enige factor die onze blauwdruk bepaalt. Vanaf de prenatale fase spelen de omgeving en onze levenservaring, naast waarschijnlijk toevallige factoren, een belangrijke rol, maar er blijft niettemin veel ruimte voor andere meer subtiele invloeden. Het is ook duidelijk, dat ofschoon eeneiige tweelingen veel identieke fysieke kenmerken hebben, zij zeker geen identieke personen zijn, zelfs al zijn zij genetische klonen van elkaar.

Sedert Blavatsky hebben theosofen belangrijke bijdragen geleverd aan het concept van evolutie als een universeel proces over een veel langere tijdschaal dan in het Westen en door geleerden in de negentiende eeuw beseft werd.

Blavatsky introduceerde het concept van geestelijke evolutie van individuele zielen gedurende uitgestrekte tijdperken, tegenover de fysieke evolutie bestudeerd door de wetenschap. We worden in onze opvattingen bevestigd door enkele vooraanstaande biologen zoals Stuart Kauffman, een expert in de hedendaagse complexiteits-theorie. Hij betoogt in zijn boek At Home in the Universe, op basis van uitgebreide computerstudies aan het Santa Fe Institute, afdeling voor Complexiteitswiskunde, dat Darwin altijd de natuurlijke tendens tot complexiteit ten dienste stond, die ervoor zorgt dat de blijkbaar willekeurige processen van natuurlijke selectie onherroepelijk leiden tot ontwikkelde bewuste wezens. Zijn leuze is 'We zijn hier niet toevallig maar zijn verwacht'.  Kosmoloog Paul Davies herhaalt dit als hij zegt, in navolging van Kauffman, 'We zijn waarlijk voorbestemd hier te zijn'.

De bovenvermelde opvattingen kunnen met zekerheid aanvaard worden als bewijs voor fundamentele theosofische concepten. Theosofische verklaringen in De Geheime Leer en elders omtrent de fysieke ontwikkeling van de mensheid als een afzonderlijke schepping, naast die van de mensaap die een afstammeling van de vroege mens met primitieve dieren zou zijn, zijn daarentegen heel wat anders. Zij zijn onmiskenbaar onjuist en in strijd met al het bewijsmateriaal, en wat ondersteund wordt door genetische studies, niettegenstaande de fossiele gegevens onthuld door geologen en antropologen. Het concept van onze fysieke evolutie die het dierenrijk doorloopt is niet langer aanstootgevend zoals in de dagen van Darwin en Blavatsky. Een geheel ander vraagstuk is onze geestelijke ontwikkeling. Aangezien we een nieuwe eeuw naderen, is het belangrijk dat we niet pogen Theosofie in een dogmatische religie te veranderen door vol te houden dat alles in onze heilige literatuur zoals De Geheime Leer en de Mahatma Brieven onvermijdelijk letterlijk waar moet zijn. We hebben wat dit betreft enkele uitstekende raadgevingen van Annie Besant en ik haal hier enkele passages aan uit haar Adyar Pamphlet nummer 36 (1913, 1919).

Een groot gevaar voor ons, zoals HPB zich realiseerde, is het gevaar in een sleur te vervallen, en op die manier verstard te geraken in geloofssystemen die velen van ons er vandaag de dag op nahouden... Het is absurd te zeggen dat de bijzondere vorm waarin we op dit moment onze overtuigingen gieten, de vorm is die na ons voor altijd blijft bestaan en geaccepteerd wordt door degenen die ons in tijd navolgen... Niets kan voor een Society, zoals die van ons, meer fataal zijn dan speciale 'geloofsvormen' als waar te bestempelen en deze proberen op te leggen aan degenen die na ons komen, en vervolgens iemand wantrouwend te bekijken die om uitleg vraagt. Als de Society in de toekomst een lang leven beschoren zal zijn, zoals ik geloof, dan moeten we nu bereid zijn, heel eerlijk en oprecht, te erkennen dat onze kennis fragmentarisch en eenzijdig is, vatbaar voor heel grote wijzigingen omdat we meer leren en beter begrijpen.

We zijn evoluerende personen in een grenzeloos heelal. Het ergste dat iemand kan doen is onze onvolmaakte studies opvatten als 'Aldus zei de Heer'. Er zijn in de Theosophical Society geen autoriteiten die absoluut en onfeilbaar zijn.

Toekomstige generaties, wij in nieuwe lichamen zullen de grenzen van het bekende blijven overschrijden, en verder doordringen in het onbekende. We willen niet vleugellam worden door een beroep te doen op onze hedendaagse ontdekkingen die verafgood worden in geschriften, en evenmin willen wij dat onze opvattingen heilig verklaard worden en als het ware verstarren en zo een hinderpaal vormen voor verdere vooruitgang.

Voetnoten

1) Sinds jaar en dag staan de doeleinden van de T.V. in ieder nummer van Theosofia afgedrukt.

  1. Het vormen van een kern van de universele broederschap der mensheid zonder onderscheid van ras, geloof, geslacht, kaste of huidskleur.
  2. Het aanmoedigen van de vergelijkende studie van godsdienst, wijsbegeerte en wetenschap.
  3. Het onderzoeken van de onverklaarde wetten van de natuur en van de vermogens die in de mens latent aanwezig zijn

2) Van een allesomvattende oppositie is zeker geen sprake in Darwin en Blavatsky over de evolutie overeenkomsten en verschillen, Henk J. Spierenburg, Theosofia 98(3), juni 1997, pag. 27