Een Chronologische Ramp 

J.H.D. (Henk Dubbink)

Theosofia november 1976, p.217, (uit de rubriek “V*A*R*I*A*”)

Het is een bekend feit, dat vele meest oppervlakkige bestudeerders van "De Geheime Leer" en andere werken van H.P. Blavatsky, daarin een soort bijbel zien. Zij menen dat uit een werk geschreven onder directe inspiratie van Mahatma's afdoende data kunnen worden gehaald, die een definitief antwoord op vrijwel alle vragen geven. Niets is minder waar; dit heeft de schrijfster zelf vele malen gezegd. Onze menselijke drang om toch vooral zekerheid te hebben, heeft velen al op een dwaalspoor gezet. Het blijft bijvoorbeeld een raadsel, waarom twee werken van zo een uitnemend kenner van H.P.B. zo met elkaar in tegenspraak zijn. Ik doel hier op "The Peopling of the Earth" (a commentary on archaic records in the Secret Doctrine) door G. Barborka, TPH, 1975, en het bij ons uitgegeven "Goddelijk Plan", dat uit 1961 dateert blijkens de Indiase uitgave.

In eerstgenoemd werk haalt Barborka een artikel uit 1958 (!!) aan, en wel een fragment van de hand van H.P.B. uitgegeven (voor zover ik weet voor de eerste keer) in het maartnummer 1958 van "The Theosophist". Dit artikel noemde hij niet in zijn "Divine Plan". Wat is nu de ramp? Zolang wij onze baseerden op de "Geheime Leer", zoals Barborka in zijn vroegere werk deed, kwam er een tamelijk helder beeld voor de dag. Indien men echter nader op deze zaken ingaat, dan blijkt alras dat deze zekerheid schijn is: H.P.B. zegt, dat zij zekere, fundamentele gegevens moet verzwijgen. Dit is op zich zelf reeds een ongeluk voor hem die zekerheden zoekt. Een ramp-toestand blijkt te heersen, wanneer wij gaan zien, dat er vier stel gegevens beschikbaar blijken te zijn, die elkaar tegenspreken en zelfs uitsluiten!

De gegevens in de "Geheime Leer" zijn deels gebaseerd op de hindoeïstische leer van de "yuga's"-perioden van zeer grote lengten, die zich verhouden als de getallen 4:3:2:1. Daarnaast zijn er dan verschillende perioden van kortere duur, gebaseerd op astronomische gegevens, en ook nog enige schaarse feiten plus datering daarvan. Maar hoe men ook rekent, er komt geen aanvaardbare eenheid tot stand.

Voor de verkorting van het jaar wegens afname van snelheid van de aarde komt wel één inlichting uit de pen van H.P.B.., nl. in de "Letters of H.P. Blavatsky to A.P. Sinnett", blz. 194. Deze is echter niet in te passen in het voorafgaande. Erger wordt het nog, wanneer men gaat bedenken dat elders (Mah. Letters blz. 84) gesteld word dat begin en eind symmetrisch aan elkaar gelijk zijn, dat dus de eerste periode gelijk moet zijn aan de laatste, en dat de verhouding van 4:3:2:1 niet het laatste woord kan zijn. Inderdaad vindt men elders, en wel in de Collected Writings, Vol. VI, blz. 117 , dat men een serie kan opstellen 4:3:2:1:2:3:4. Deze reeks geldt zowel voor de Ronden 1) als de rassen. 2) Echter: nergens in de Geheime Leer vindt men deze reeks toegepast. Was de mededeling van H.P.B. in een brief aan Sinnett bedoeld als ontwerp voor het derde of vierde deel van haar "Geheime Leer" - delen, die zoals bekend, nooit zijn verschenen?

Een volkomen puinhoop is ons zicht op de "occulte chronologie", wanneer men bovengenoemd artikel, gepubliceerd in 1958 en voor een groot deel afgedrukt in het boek "The Peopling of the Earth" mede in aanmerking neemt. Hier wordt nl. een volkomen andere verhouding als de juiste vermeld. Niet die van 4:3:2:1:2:3:4, maar: 1:2:3:4:5:6:7. Dit is niet zo maar een soort losse flodder, maar H.P.B.

Er rest voor een serieus bestudeerder slechts wenend vast te stellen, dat hij uit alle gegevens, die met elkaar in tegenspraak zijn, klaarblijkelijk geen gesloten en redelijk beeld mag vormen. Niettemin zijn wij benieuwd, of anderen ons enig licht in deze materie kunnen verschaffen, en wij zien hiernaar met grote belangstelling uit! 3) J.H.D.

Voetnoten

1) Zie o.a. H.P.Blavatsky in De Geheime Leer, deel 1, pag. 188 e.v. (TUPA, Den Haag, 1988): ”Voor degenen, die de leer over de zevenvoudige ketens van werelden in de Zonne-Kosmos niet uit de theosofische geschriften kennen , of die er wel over hebben gelezen, maar deze niet goed hebben begrepen, geven wij nu een korte samenvatting ervan (in zes punten, PvdL). 1. Alles is zevenvoudig, zowel in het metafysische als in het stoffelijke Heelal. Daarom worden aan ieder hemellichaam, iedere planeet, zichtbaar of onzichtbaar, zes begeleidende bollen toegekend. (...) De evolutie van het leven vindt plaats op deze zeven bollen of lichamen, van de eerste tot de zevende, in zeven RONDEN of zeven cyclussen. (...) 3. Onze aarde moet, als de zichtbare vertegenwoordiger van haar onzichtbare hogere medebollen, haar ‘heren’ of ‘beginselen’ (...), evenals de andere bollen, zeven Ronden doormaken. Tijdens de eerste drie vormt en verdicht zij zich; tijdens de vierde wordt zij vaster en harder; tijdens de laatste drie keert zij geleidelijk terug tot haar oorspronkelijke etherische vorm: zij wordt om zo te zeggen vergeestelijkt."

2) Met betrekking tot de rassen zie onder andere de zes punten van p. 188 en verder (GL, dl. I): “5. Elke levenscyclus op bol D (onze aarde) bestaat uit zeven wortelrassen." Verder onder meer de GL deel II, pag. 490 en verder, waar vier punten staan vermeld “over de indelingen van Wortelrassen en de evolutie van de mensheid”. “(...) 2. Elk Wortelras heeft zeven onderrassen. 3. Elk onderras heeft op zijn beurt zeven vertakkingen, die tak – of ‘familie’-rassen kunnen worden genoemd. 4. De kleine stammen, vertakkingen en uitlopers van de laatstgenoemde zijn talloos en afhankelijk van karmische werkingen. (...) de Rassen, onderrassen, enz., tot hun kleinste vertakkingen toe, vallen gedeeltelijk samen en lopen door elkaar heen, zodat het bijna onmogelijk is te scheiden.

3) Zie de reactie van G.J. Blekkink in Theosofia, jaargang 78, februari p. 28, rubriek Varia en H.J. Spierenburg “Tijd en tijdperk in het werk van H.P. Blavatsky – een poging tot oplossing”, in THEOSOFIE, WETENSCHAP EN POLITIEK; feestbundel ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Stichting Proklos; redactie J.H. Dubbink, D. van Egmond en W. D. Margadant, TVN, Amsterdam, 1982. Het betreft hier een speciaal dubbelnummer van Theosofia, jrg. 83, april / aug.


Met dank aan Peter van der Linden, 30 januari 2006, EEN CHRONOLOGISCHE RAMP