Theosofia, december 2000, p. 214-220

Wat de Meesters over theosofen en over de Theosopical Society gezegd hebben.

Louis. Geertman

Honderdvijfentwintig jaar na de oprichting van de Theosophical Society (Theosofische Vereniging) leek het mij interessant om nog eens na te gaan welke adviezen, mededelingen en waarschuwingen de Meesters in hun brieven aan A.P. Sinnett en A.O. Hume gaven om de T.S. tot een succes te maken en de serieuze zoeker naar waarheid te helpen op zijn pad.

Ik heb daarvoor de Nederlandse uitgave gebruikt van De Mahatma Brieven (in dit artikel afgekort tot MB) (T.U.P., 2e ed., 1979) en tevens de Gecombineerde Chronologie (afgekort tot GC) van M. Conger (T.U.P., 1979), waarin de eerste brief van Meester K.H. aan de heer Hume is opgenomen en het standpunt van de Chohan ten aanzien van de T.S.

In de eerste brief van K.H. aan A.O. Hume, gedateerd 1 november 1880, wijst de Meester erop hoe enorm moeilijk het is om zelfs de elementaire beginselen van de occulte wetenschap aan de moderne mens over te brengen. De moeilijkheid is gelegen in het feit dat 'een mens alleen kan denken langs uitgesleten groeven, en tenzij hij de moed heeft deze op te vullen en voor zichzelf nieuwe te maken, hij noodgedwongen de oude lijnen moet volgen...als gevolg van het hoogste gebruik van het intellect in het wetenschappelijk actieve brein, ontwikkelt zich een gesublimeerde vorm van geestelijke energie, die in de kosmische activiteit onbegrensde gevolgen teweegbrengt, terwijl het automatisch werkende brein slechts een zeker kwantum grove kracht in zichzelf vasthoudt en opslaat, die voor het individu of de mensheid geen nut oplevert. Het menselijk brein is een onuitputtelijke generator van de meest verfijnde kosmische kracht, uit de lage, grove energie van de natuur (GC, blz. 33)...iedere gedachte van de mens, na te zijn ontwikkeld, gaat over in de innerlijke wereld en wordt een actieve entiteit door zich te verbinden - verenigen, zouden we het kunnen noemen - met een elementaal, dat wil zeggen met een van de half-intelligente krachten van de natuurrijken. Zij blijft bestaan als een actieve intelligentie, een schepsel dat door het denken is verwekt, gedurende een langere of kortere periode, evenredig aan de oorspronkelijke intensiteit van de hersenactiviteit die haar heeft voortgebracht. Derhalve blijft een goede gedachte bestaan als een actieve weldadige kracht; een kwade gedachte als een boosaardige demon. En zo bevolkt de mens voortdurend zijn stroom in de ruimte met een wereld van hemzelf, vol van het kroost van zijn fantasieën, verlangens, impulsen en hartstochten, een stroom die inwerkt op ieder gevoels- en/of zenuw-organisme dat ermee in aanraking komt, en evenredig is aan zijn dynamische intensiteit. De Boeddhist noemt dit zijn "Skandha", de Hindoe geeft er de naam "Karma" aan; de Adept ontwikkelt deze vormen bewust, andere mensen werpen ze onbewust af.' (GC, blz. 35)

Theosofie, zo wordt gesteld in de Geheime Leer, is de synthese van wetenschap, filosofie en religie. Het is in dit verband interessant te lezen dat Meester K.H. 'Wetenschap alléén van belang acht voor zover zij mogelijkheden tot morele resultaten meebrengt en nut voor de mensheid heeft.' (GC, blz. 34) Theosofie, zo stelt hij, 'kan...het materiaal...leveren voor een universele godsdienstige wijsbegeerte die bestand is tegen wetenschappelijke aanvallen, omdat zij zelf het laatste woord is van de absolute wetenschap; en een godsdienst die deze naam waardig is, omdat hij zich bezighoudt met de betrekkingen tussen de stoffelijke en de psychische mens, en tussen deze beide en alles wat er boven of beneden is...Haar voornaamste doel is het uitroeien van de voornaamste vormen van bijgeloof en scepticisme, en uit lang verzegeld gebleven bronnen het bewijs te putten dat de mens zijn eigen toekomstig lot kan vormen en met zekerheid kan weten dat hij hierna kan voortleven, indien hij dit slechts wil; dat alle "verschijnselen" slechts manifestaties van natuurwetten zijn en het de plicht is van ieder intelligent wezen te proberen deze te begrijpen.' (GC, blz. 40)

Laten we nu eens kijken wat het standpunt van de Chohan ten aanzien van de T.S. is.

Deze stelt nadrukkelijk: 'Willen onze leringen werkelijk invloed uitoefenen op...opvattingen omtrent waarheidsliefde, reinheid, zelfverloochening, naastenliefde enz., dan moeten wij de kennis van de theosofie in het openbaar verkondigen en populariseren...het zelfopofferend zoeken naar de beste middelen om onze naaste op het juiste pad te brengen, en zoveel van onze medemensen als ons mogelijk is er hun voordeel mee te laten doen, maakt iemand tot een waar theosoof...Leer de mensen in te zien dat het leven op aarde, zelfs het gelukkigste, slechts een last en een begoocheling is, dat slechts ons eigen karma, de oorzaak die het gevolg teweeg brengt, onze eigen rechter is, onze verlosser in toekomstige levens, en de grote strijd om het bestaan zal al gauw zijn intensiteit verliezen...Wil een godsdienst en wijsbegeerte waar zijn, dan moeten ze de oplossing bieden voor ieder probleem. Dat de wereld er moreel zo slecht aan toe is, is een doorslaggevend bewijs dat geen enkele van haar godsdiensten en wijsbegeerten, die van de beschaafde rassen nog minder dan die van enige andere, ooit in het bezit van de waarheid is geweest. Voor hen zijn juiste en logische verklaringen van de problemen van de belangrijkste tweevoudige beginselen - recht en onrecht, goed en kwaad, vrijheid en despotisme, genot en smart, egoïsme en altruïsme - nu even onmogelijk als 1881 jaar geleden. Zij zijn even ver verwijderd van de oplossing als ooit tevoren, maar - ergens moet daarvoor een logische oplossing bestaan, en als onze leringen zullen tonen dat zij in staat zijn die te geven, dan zal de wereld de eerste zijn om toe te geven, dat moet de ware wijsbegeerte, de ware godsdienst, het ware licht zijn, dat de waarheid geeft en niets dan de waarheid.' (GC, blz. 45 t/m 49)

Om tot een werkelijke regeneratie van de mens te komen is heel wat nodig. Niet voor niets zegt Meester K.H.: 'Wat de menselijke natuur betreft, die is nog dezelfde als miljoenen jaren geleden: Vooroordeel gebaseerd op zelfzucht, algemene onwil om een gevestigde orde op te geven voor nieuwe wijzen van leven en denken...trots en een halsstarrig afwijzen van de Waarheid als die hun vroegere ideeën omverwerpt - dat zijn de kenmerken van uw tijd.' (MB 1, blz 3)

Hier ligt dus een duidelijke taak voor de theosoof. Hij moet daarbij echter niet uit het oog verliezen dat 'het hoofddoel van de T.S. niet zozeer is gelegen in het bevredigen van individuele aspiraties dan wel in het dienen van onze medemensen.' (MB 2, blz, 8)

We richten ons immers op een algemene broederschap die 'de enige veilige grondslag vormt voor algemene zedelijkheid.' (MB 4, blz. 20) Daarmee wordt bedoeld 'een echte praktische Broederschap van de Mensheid waarin allen medewerkers van de natuur zullen worden en voor het heil van de mensheid zullen werken.' (MB 6, blz. 27)

Al in de eerste brief van K.H. aan A.O. Hume werd gewezen op het belang van het inslaan van nieuwe denkpaden. 'Naarmate de menselijke geest nieuwe ideeën zal ontvangen en de oude en versletene terzijde zal leggen, zal de wereld vooruitgaan;...het zal even onmogelijk zijn hun invloed te weerstaan, als de tijd daar is, als te trachten de loop van het getij te stuiten; maar dit alles zal geleidelijk gebeuren, en voor het zover is hebben wij een taak te vervullen; en wel, het zoveel mogelijk verwijderen van het afval dat onze vrome voorvaderen achterlieten. Nieuwe ideeën moeten in schone grond worden geplant, want deze ideeën raken de belangrijkste onderwerpen...raken de werkelijke plaats van de mens in het heelal m.b.t. zijn vroegere en toekomstige geboorten; zijn oorsprong en uiteindelijke bestemming; de relatie tussen het sterfelijke en het onsterfelijke; tussen het tijdelijke en het eeuwige, het eindige en het oneindige; het zijn groter, verhevener ideeën, meer omvattend, die de universele heerschappij van de niet-veranderende en Onvergankelijke Wet erkennen, ten aanzien waarvan er slechts een EEUWIG NU bestaat, terwijl voor oningewijde stervelingen de tijd iets is van verleden of toekomst daar hij in verband staat met hun eindig bestaan op dit aardbolletje.' (MB 6, blz. 27; zie in verband hiermee ook MB 93, blz. 473-474)

Daarom moet er een begin worden gemaakt met 'een "Broederschap van de Mensheid", een echte Universele Broederschap; een instelling die in de hele wereld bekendheid zal verwerven en de aandacht zal trekken van de edelste geesten.' (MB 6, blz. 27-28)

Waarom is die Broederschap der Mensheid zo belangrijk? Welnu, zij kan ertoe bijdragen dat... 'alle menselijke en zuiver individuele gevoelens - bloedverwantschap, vriendschapsbandenn, vaderlandsliefde en rasvoorkeur - alle zullen verdwijnen om samen te smmelten in één universeel gevoel, het enig ware en heilige, het enig onzelfzuchtige en Eeuwige - Liefde, een Onmetelijke Liefde voor de mensheid - als geheel! Want het is de "mensheid" die de grote wees is, de enig onterfde op aarde, mijn vriend. En het is de plicht van ieder mens, die gevoelig is voor een onzelfzuchtige impuls, om iets, hoe weinig ook, voor haar welzijn te doen.' (MB 8, blz. 36-37)

En laten we niet uit het oog verliezen: 'Eenheid geeft altijd kracht:...Eenheid betekent...een concentratie van vitale en magnetische kracht tegenover de vijandige stromen van vooroordeel en fanatisme.' (MB 8, blz. 40)

De doelstellingen van de T.S. moeten goed begrepen worden, want het zijn 'de algemene misvattingen omtrent de doelstellingen van de T.S. die haar vooruitgang verlammen - en niets anders. Het ontbreekt deze doelstellingen niet aan duidelijkheid, als zij maar behoorlijk worden uitgelegd. De leden zouden volop werk hebben als zij met de helft van de ijver waarmee ze nu illusies najagen, de werkelijkheid zochten...De Theosofie...(zou) in handen van echte filantropen en theosofen zo sterk als een onneembare vesting kunnen worden...Alleen hij, die liefde voor de mensheid in zijn hart koestert, die in staat is de gedachte van een herscheppende praktische Broederschap ten volle te begrijpen, heeft het recht onze geheimen te bezitten. Hij alleen, zo iemand - zal zijn vermogens nooit misbruiken, daar er geen vrees hoeft te bestaan dat hij ze voor zelfzuchtige doeleinden zal aanwenden...De wereld heeft het licht van ware kennis verduisterd en zelfzucht verhindert haar herleving, want de hechte broederschap van allen, die onder dezelfde onveranderlijke natuurwet werden geboren, wordt door haar uitgesloten en niet erkend.(MB 38, blz. 277-278)

Deze taak te volbrengen is een reusachtig werk, zoals gezegd wordt in MB 43 (blz. 290):

"Windt zich het pad steeds slingerend omhoog?"
"Ja, tot het einde toe."
"En duurt de dagreis dan de volle lange dag?"
"Van d'ochtend tot de nacht, mijn vriend."

Waarom dat karwei zo groot is, wordt ook duidelijk gemaakt. 'Zie om u heen, mijn vriend: zie de drie "vergiften" die woeden in het menselijke hart - toorn, hebzucht, begoocheling, en de vijf duisterheden (belemmeringen) - afgunst, hartstocht, wankelmoedigheidd, traagheid en ongeloof - die hen steeds beletten de waarheid te zien. Zij zullen nooit de bezoedeling van hun ijdele, boze hart kwijtraken, en evenmin het geestelijk deel van zichzelf ontwaren. Wilt u niet proberen .. om uzelf uit het net van leven en dood los te maken, waarin zij allen gevangen zijn en om minder lusten en begeerten te koesteren?' (MB 45, blz. 293)

Maar ook wordt duidelijk gemaakt dat er een beloning is voor de inspanning: 'Niet één van hen die slechts hebben geprobeerd het werk van de T.S. te bevorderen, hoe onvolmaakt en gebrekkig hun aanpak en middelen ook waren, zal dit tevergeefs hebben gedaan.' (MB 33, blz. 270) Dat de Meesters het volste vertrouwen hebben in de T.S. mag blijken uit de volgende opmerking: 'De Society zal als instelling nooit ten onder gaan, ofschoon dit met afdelingen en personen daarin wel kan gebeuren.' (MB 34, blz. 271)

Het grootste obstakel voor de regeneratie van ons bewustzijn ligt in onszelf. In een heel belangrijke brief wordt hierop diep ingegaan: 'Het werkelijke kwaad komt voort uit de menselijke intelligentie, en de oorsprong ervan ligt geheel en al in de denkende mens die zich van de natuur vervreemdt. De mensheid alleen is dus de ware bron van het kwaad. Het kwaad is...het kroost van menselijke zelfzucht en hebzucht. Als u er ernstig over nadenkt zult u ontdekken dat...de oorsprong van elk kwaad, groot en klein, in menselijk handelen is gelegen, in de mens wiens intelligentie hem tot het enig vrij handelende wezen in de Natuur maakt. Niet de natuur verwekt ziekten, maar de mens....overdaad (veroorzaakt) ziekte, ellende, mentaal en lichamelijk lijden, welk laatste aan toekomstige generaties, het nakroost van de schuldigen, als het grootste kwaad wordt overgedragen. Ambitie, het verlangen om geluk en comfort voor onze geliefden veilig te stellen door ons te onderscheiden en tot welstand te geraken, zijn prijzenswaardige, natuurlijke gevoelens, maar als zij de mens veranderen in een eerloze, wrede tiran, een vrek, een zelfzuchtige egoïst, dan brengen zij nameloos leed over de mensen om hem heen; over naties zowel als individuen. Al deze dingen - voedsel, welstand, ambitie, en duizenderlei andere dingen...worden de bron en oorzaak van het kwaad....volg elke oorzaak van het kwaad die u maar kunt vinden tot de oorsprong en dan zult u één derde van het probleem van het kwaad hebben opgelost....de grootste, voornaamste oorzaak van bijna twee derde van alle kwaad dat de mensheid achtervolgt sinds die oorzaak een macht werd...is de godsdienst, in welke vorm of bij welk volk ook. Het zijn de priesterkasten, het priesterdom en de kerken; het is in die illusies die de mens als heilig beschouwt dat hij de bron moet zoeken van die vele vormen van kwaad die de vloek van de mensheid zijn en haar bijna overweldigen. onwetendheid schiep Goden en sluwheid maakte van de gelegenheid gebruik. Kijk naar India, naar het Christendom en de Islam, naar het jodendom en het fetisjisme. het is het priesterbedrog dat deze Goden voor de mens zo afschrikwekkend maakte, een fanaticus die het hele mensdom buiten zijn eigen sekte haat zonder dat hij er ook maar enigszins beter of moreler door wordt. het is het geloof in God of Goden dat twee derde van de mensheid tot slaven maakte van een handjevol lieden, die hen bedriegen onder het valse voorwendsel hen te redden' (MB 10, blz. 64 t/m 66)

Vooral in het materialistische Westen moet men nog veel leren omtrent de ware wijsheid. 'De waarheid is, mijn beste vriend, dat, ondanks de grote vloedgolf van mysticisme, die nu een deel van de intellectuele klasse van Europa overspoelt, de Westerse volken alsnog ternauwernood hebben geleerd dat te herkennen wat wij wijsheid noemen in haar verhevenste betekenis. Vooralsnog wordt alleen diegene in zijn wereld werkelijk wijs geacht, die de dingen die zich in het leven voordoen op de handigste wijze regelt, zodat ze het grootst mogelijke materiële voordeel opleveren - eerbewijzen of geld. Dat diegene wijs zou zijn, die de rijkdommen van de geest zoekt om die rijkdommen zelf en de vreugde daarvan, zonder het bijkomstig oogmerk ze voor het verkrijgen van stoffelijke voordelen aan te wenden, werd altijd ontkend, en dat zal nog lang...het geval zijn. (MB 54, blz. 337-338)

Als je je beschikbaar stelt voor het werk van het dienstbaar zijn aan de mensheid, moet je tegelijkertijd de strijd aangaan met jezelf, om je ware innerlijke natuur naar buiten te brengen. Je moet je demon van begeerte en je aardse hartstochten overwinnen. 'Het waren geen lege woorden van de Tathagata, dat "hij die meester wordt over het Zelf, groter is dan hij die duizenden in een veldslag overwint": een moeilijker worsteling bestaat er niet.' (MB 54, blz. 350)

Elke afdeling binnen de T.S. heeft zijn eigen taak te vervullen op de plaats waar zij zich bevindt. De Meester K.H. spreekt zich daarover duidelijk uit: 'Laat..iedere afdeling...een of ander doel kiezen om voor te werken, uiteraard een doel dat in overeenstemming is met de algemene beginselen van de T.S. - maar toch een eigen bijzonder en bepaald doel, hetzij in godsdienstige, opvoedkundige, of wijsgerige richting. Hierdoor zou meer ruimte aan de algemene werkzaamheden van de Society worden gegeven; er zou doeltreffender en nuttiger werk worden gedaan; (MB 54, blz. 352) In een prachtig beeld wordt de taak van de theosoof geschetst. '...de taak van de theosoof is als die van de landman; zijn akkers ploegen en zijn graankorrels strooien zo goed als hij kan: het resultaat hangt af van de natuur en die is de slaaf van de Wet.' (MB 59, blz. 376-377)

Maar ook in het gewone dagelijkse leven kan men door getrouw zijn plicht te vervullen een bijdrage leveren. '...de man of vrouw die zich door Karma temidden van kleine eenvoudige plichten en opofferingen en liefdevolle attenties geplaatst ziet, zal door deze trouw te volbrengen, tot hogere Plicht, Offervaardigheid en Liefde jegens de gehele mensheid komen - bestaat er een beter pad naar de verlichting waarnaar u streeft, dan de dagelijkse overwinning van het Zelf, de volharding, zelfs wanneer een merkbare psychische vooruitgang ontbreekt, het ondergaan van tegenspoed met die kalmte en kracht, waardoor deze in geestelijke winst worden omgezet - aangezien goed en kwaad niet kunnen worden afgemeten naar wat er op het lagere of stoffelijke gebied gebeurt.' (MB 68, blz. 413)

De Meesters hebben met het stichten van het kanaal van de T.S. een doel voor ogen dat hun zeer ter harte gaat, n.l. 'De verspreiding van de WAARHEID door middel van Esoterische leringen, langs welk religieus kanaal ze ook worden geleid, en het doen verdwijnen van grof materialisme, blinde vooroordelen en scepticisme...Want de filosofie (die wij Theosofie noemen) is de eindeloze oceaan van Waarheid, het centrale punt waar elke rivier en elke stroom heenvloeit en in samenkomt - of hun oorsprong in het oosten, westen, noorden of zuiden ligt. Zoals de loop van een rivier afhankelijk is van de aard van haar stroomgebied, zo moet het kanaal voor het doorgeven van Kennis zich aanpassen aan de omringende omstandigheden.' (MB 85, blz 443-444)

De T.S moet als belangrijkste doel nastreven 'de verbetering van de toestand van de MENS door de verspreiding van de waarheid, aangepast aan de verschillende stadia van zijn ontwikkeling en die van het land, waarin hij woont en waartoe hij behoort. De WAARHEID draagt geen naamkaartje en heeft niet te lijden van de naam waaronder ze wordt verkondigd.' (MB 85, blz. 445)

Elk lid moet zich daarvoor inspannen, maar Meester K.H. waarschuwt: 'Hoed u voor een geest van liefdeloosheid, want die zal als een hongerige wolf op uw pad verschijnen en de betere eigenschappen van uw natuur, die tot ontwikkeling zijn gekomen, verslinden. Verruim uw sympathieën in plaats van ze te beperken; probeer u met uw medemensen te vereenzelvigen, in plaats van uw kring van affiniteiten te verkleinen.' (MB 66, blz. 407)

Vaak maken we ons zorgen over het geringe aantal leden van de T.S., maar de Meesters maken duidelijk: '...we (hebben) niet zozeer behoefte aan kwantiteit maar aan kwaliteit, om de Society tot een succes te maken...' (MB 141, blz. 538) Zolang we maar daadwerkelijk het goede voorbeeld geven, niet alleen in theorieën maar in de praktijk, want 'het is niet voldoende het lichaam (van de T.S.) en de Afdelingen als scholen van moraliteit, wijsheid en menslievendheid te prijzen, want ze zullen door de buitenwereld altijd worden beoordeeld naar hun vruchten en niet naar hun pretenties - niet naar wat ze zeggen, maar naar wat ze doen.' (MB 141, blz. 539)

Drie eigenschappen zijn onontbeerlijk: 'Moed, geduld en hoop, mijn broeder.' (MB 145, blz. 544)

Ook 125 jaar na de oprichting van de T.S. moet er nog veel werk verzet worden. het verbeteren van de wereld ligt in het verbeteren van onszelf. Het is een zware opgave en een enorme uitdaging. Laten we hem aangaan, ook als we soms falen! De evangelist Philippus schreef: 'De onwetendheid is een slavin. De kennis is vrijheid. Als we de waarheid kennen, zullen we de vruchten van de waarheid in onszelf oogsten.' (Uit De verborgen leringen van Jezus door J. Slavenburg, uitg Ankh-Hermes, Deventer, 1992)

Ik besluit met een bekend citaat van H.P. Blavatsky:

ER IS EEN WEG
STEIL EN DOORNIG
BEZET MET GEVAREN
VAN ALLERLEI AARD

MAAR TOCH EEN WEG
EN HIJ LEIDT NAAR
HET HART VAN HET HEELAL

IK KAN U ZEGGEN
HOE GIJ HEN VINDEN KUNT
DIE U DE GEHEIME DOORGANG
ZULLEN TONEN WELKE
ALLEEN NAAR BINNEN LEIDT
EN ACHTER DE NIEUWELING
VOOR ALTIJD SLUIT

ER BESTAAT GEEN GEVAAR
DAT ONVERSAAGDE MOED
NIET OVERWINNEN KAN
ER BESTAAT GEEN BEPROEVING
WAAR VLEKKELOZE REINHEID
NIET DOORHEEN KAN KOMEN

ER IS GEEN MOEILIJKHEID
WELKE EEN KRACHTIG DENKVERMOGEN
NIET TE BOVEN KAN KOMEN

VOOR WIE OVERWINNEND OMHOOG GAAN
IS ER EEN BELONING
WAARVOOR GEEN WOORDEN ZIJN
HET VERMOGEN OM DE MENSHEID
TE ZEGENEN EN TE REDDEN

VOOR HEN DIE TE KORT SCHIETEN
ZIJN ER ANDERE LEVENS
WAARIN HET SLAGEN KOMEN ZAL