1 uur en 30 minuten

Katinka Hesselink, 2002

Mijn onderbouw klassen zie ik per week, anderhalf uur, een uur en dertig minuten. Dat betekent voor mij dat ik in totaal 200 leerlingen zie, in een week. De meeste daarvan zie ik alleen die anderhalf uur. Het betekent voor mijn leerlingen dat ze moeten wennen aan mijn stijl, mijn ritme, mijn grenzen, mijn regels – voor die anderhalf uur dat ze me elke week zien. Natuurlijk zijn er schoolregels, goddank zijn er schoolregels. Maar dan nog: elke leraar past die anders toe. Dat is onvermijdelijk. Elke leraar moet zelf uitzoeken, uitvechten, op welke manier en in hoeverre die schoolregels toegepast gaan worden.
De muziekdocent heeft het nog leuker: elke klas krijgt drie kwartier muziekles. De muziekdocente ziet dus (bij een volledige baan) 26 klassen. 26 klassen met ieder 25 leerlingen geeft 650 leerlingen. Niemand verwacht zoveel namen uit het hoofd te kunnen leren. Niemand verwacht met zoveel leerlingen een persoonlijke band op te bouwen. Zoveel leerlingen kun je niet, zelfs maar een klein beetje, opvoeden.

Anderhalf uur zie ik mijn onderbouw leerlingen. Mijn leerlingen zien mij ook anderhalf uur. En zo zijn er nog 10-15 andere volwassenen die ze ongeveer zo lang zien. 15 volwassenen waarvan ze de regels, grenzen, het ritme, de stijl en de eigenaardigheden moeten leren kennen. Waar ze rekening mee moeten houden. Wonderbaarlijk genoeg kunnen de meeste leerlingen dit. En dat komt doordat er uiteindelijk een ding is waar alle leraren tevreden mee zijn: genoeg rust, genoeg werkhouding, genoeg luisteren, geen brutaliteit.

Van mij uit gezien is de oplossing eenvoudig. Schakel alle docenten in op zo min mogelijk klassen. Zorg dat ze meerdere vakken geven aan dezelfde klassen. En dan niet alleen bij de leerlingen waar het anders zowiezo uit de hand loopt (de zwakste leerlingen in het voormalig I-VBO), maar zo lang mogelijk, op zoveel mogelijk niveau's. Zodat leraren een band op kunnen bouwen met hun leerlingen. Zodat de samenhang tussen de vakken duidelijker kan worden. Zodat de leraar flexibel kan zijn. Zodat de leerling op een rustige, eerlijke, hardwerkende manier zich veilig kan voelen en echt kan leren.