Goed college geven

Wat is een goede universitair docent?

Katinka Hesselink, december 2006

Ik zit nu alweer een paar jaar in de universitaire collegebanken en heb zo langzamerhand een mening over de vraag: wat is een goed college? De vakken die ik volg aan de Universiteit Leiden vinden plaats bij de faculteiten Letteren en Theologie (Wereldgodsdiensten). Sommige vakken vallen onder het kopje 'sociaal wetenschappelijk', andere onder 'historisch' en verder volg ik een echt taalvak: Sanskriet. 

Ik ga hieronder in op zowel standaard hoorcolleges als tentamens. Centraal staat: wie goed les geeft, kan meer vragen op tentamen.

Algemene problemen

Het grote probleem bij universitair onderwijs is dat docenten per definitie niet zijn ingehuurd als docent (al is dat wel centraal in hun takenpakket), maar als wetenschapper. Dat dit zo weinig tot onoverkomelijke problemen lijdt, mag haast een wonder heten. Bij sommige docenten is het duidelijk dat ze heel erg hard hun best doen, maar duidelijk geen flauwe notie hebben van basale principes in de onderwijskunde: didactiek en pedagogiek. Ze modderen wat aan en hopen vervolgens dat de studenten in evaluaties (die er in Leiden gelukkig zijn) niet te streng zijn. 

Media

Een aantal zaken zou voor zich moeten spreken, maar blijkt dat niet te zijn:

Goed bordgebruik 
Studenten zullen makkelijker goede aantekeningen kunnen maken als de  kern-begrippen en de centrale lijn van het college op het bord komen te staan. 
Beschikbaar maken van powerpoint presentaties als PDF's. 
Het vooraf beschikbaar maken van powerpoint presentaties maakt het studenten makkelijker om goede aantekeningen te maken: ze kunnen in de kantlijn van de uitgeprinte PDF zaken erbij zetten die de docent benadrukt. Dit spaart energie die de student kan besteden aan mee denken. Ook hier geldt: zet centrale begrippen, namen van belangrijke figuren en data in de PDF, zodat men niet uit de uitspraak de spelling hoeft te proberen af te leiden. 

Hierbij moet bedacht worden dat studenten verschillen in de manier waarop zij hun zintuigen gebruiken. Dit is centraal in een goede didactiek: sommige mensen zijn visueel ingesteld, andere meer auditief. Voor iedereen geldt dat hoe meer zintuigen worden aangesproken, hoe beter men dingen onthoudt. Om die reden zijn een goed bordgebruik, duidelijk spreken en (waar toepasselijk) mee genomen voorwerpen aan te raden. 

Niveau

Universitair docenten staan voor de moeilijke opgave dat ze vakken geven die zo gespecialiseerd zijn, dat er weinig standaard is - althans vergeleken bij onderwijs op lager niveau. Voor studenten is het leuk te merken waar de vragen van de docenten zitten. Dit betekent echter wel dat elke docent zelf moet gaan bepalen hoe moeilijk of makkelijk de stof is en hoeveel of weinig leesstof verlangd kan worden. Hierover zijn waarschijnlijk richtlijnen, maar dan nog is de vraag: hoeveel kan een docent verwachten dat studenten op een bepaald niveau beheersen.

Sommige docenten lijken te denken: hoe moeilijker, hoe beter. Dit is ook op de universiteit niet redelijk. Aan de andere kant moet natuurlijk wel het academisch denkniveau bereikt worden. Het evenwicht tussen te moeilijk en te makkelijk kan onder andere worden bereikt door duidelijk aan studenten aan te geven wat de kern van de stof is. Als dat duidelijk gebeurt, kan in het tentamen een moeilijker type vraag gesteld worden. 

Tentamens

Ik volg colleges waarbij nooit multiple choice vragen gesteld worden. Het gaat bijna altijd om essay vragen, soms om meer eenvoudige kennis vragen. 

Centraal staat dat goede tentamens differentiëren tussen moeilijke en makkelijke vragen. Als de groep groot genoeg is (vanaf zo'n 30 studenten) kan een normaal verdeling verwacht worden: een grote groep haalt een zes, minder halen een vijf of een 7, nog weer minder een vier of een 8 etc.

Taal-tentamens

Bij talen is het duidelijk dat de meeste vragen kennis-vragen moeten zijn. Studenten moeten gewoon een woordenschat opbouwen en grammaticale constructies leren herkennen en vertalen. Hierbij vind ik dat er een inkopvraag moet zijn die door iedereen die de stof bestudeerd heeft te beantwoorden moet zijn. Een 3 moet voor iedereen te halen zijn. Dit kan een herhaling zijn van een opgave, of iets dergelijks. Aan de andere kant van het spectrum past een moeilijke vraag waarvoor de stof tot in de puntjes beheerst moet worden. Een 10 kan dan alleen gehaald worden door mensen die veel voor het vak doen, of de stof makkelijk beheersen. Het gros van de vragen zou daar tussen moeten zitten. 

Geschiedenis en Gamma vakken tentamens

Bij deze vakken loopt de student het risico door de bomen het bos niet te zien. Dit heeft tot gevolg dat een docent het zich kan veroorloven moeilijker (lees abstracter) vragen te stellen als hij tijdens de colleges duidelijk heeft aangegeven wat de kern van het verhaal is. Studenten zullen dit waarderen. Ik klap uit de school: 

Over vakken die goed gegeven worden, door docenten die duidelijk aangeven wat ze belangrijk vinden, zal weinig geklaagd worden. Studenten waarderen het namelijk als er duidelijkheid is, zelfs als ze feitelijk veel harder moeten werken dan er officieel ECTS studiepunten voor het vak staan.

Ook hier geldt dat het helpt als de docent van te voren bedacht heeft wat ze van haar studenten verwacht. Bij een goed tentamen kan de meerderheid van de studenten die geleerd hebben een zes halen. De echt moeilijke vragen zijn dus maximaal 40% van het tentamen. 20 tot 30% van de punten kunnen voor echt makkelijke vragen bewaard worden. Studenten verwachten dat de makkelijkste vraag voorop staat, om de zenuwen van studenten wat te sparen. Negens en tienen horen in het Nederlandse systeem zeldzaam te zijn: dus kan de docent èèn vraag stellen waarvan ze verwacht dat maar een paar studenten die helemaal goed kunnen beantwoorden.