Zen Boeddhisme over het ego

Zen Wijsheid

Het ego zou dwars liggen ten opzichte van het eigenlijke. Maar kan dat wel, want wat ons drijft is zo krachtig, dat we daaraan haast geen weerstand kunnen bieden? (1)
Ja, dat is een hele goede vraag, want die twee-deling wordt bijna altijd gemaakt, maar het is een verschrikkelijke dooddoener, net zoals de zo-heid. "Je hebt te veel ego, je ego staat je in de weg", dat is wat je soms in zen-kringen hoort. Misschien is het wel goed te ontdekken wat in de tweede regel van de vraag staat: wat ons drijft is zo krachtig dat we haast geen weerstand kunnen bieden. Dat is waar, het is zo krachtig, en als we daartegen gaan vechten, dan maken we onszelf gek. We maken een dualisme en worden gespleten. Vechten tegen jezelf, tegen je zogenaamde ego is een strijd die je verliest, een strijd die je moet verliezen. Je kunt jezelf op die manier niet redden.
De vrijheid waar het om gaat, is niet dat ik mijn ego de nek kan breken. Het gaat om iets wat daar haaks op staat. In de zen-taal wordt dat uitgedrukt met de vogel in de fles: hoe haal je een vogel uit een fles die dicht is, zonder de fles kapot te maken ? Die fles is het ego, daar zitten we in opgesloten, U en ik, allemaal.
Vrijheid is niet vrijheid van de driften die je bepalen. Ik heb dat eens heel intens gehoord van de man met wie ik in Nijmegen studeerde, de priester en psycholoog Han Fortmann. Er is een vrijheid, zegt hij, die veel meer is dan de vrijheid van de therapeut, van de geestelijke gezondheid; het is de vrijheid die ja kan zeggen tegen de brokstukken, tegen de verscheurdheid, tegen de onmacht, tegen de schaduw, tegen het gevoel verloren te zijn, meegesleept te worden, geen weerwerk te hebben. Dat is een hogere vrijheid, dat is de diepste vrijheid waarvoor wij geen naam hebben en die wij (Fortmann) maar geloof, hoop en liefde noemen.
En het wonderlijke is dat de vrijheid die in zen gedefinieerd wordt daar heel dicht bij komt. Het gaat niet over vrij zijn van mijn ik. Het is niet: vroeger werd ik bepaald door mijn hartstochten en nu ben ik er van af, dat is het niet.
Shibayama, een eigentijds zenmeester, schrijft in een van de boeiendste kommentaren op een van de mooiste verhalen uit de 'Mumonkan': de diepste zin van elke religie, dus ook van zen, bestaat precies dāārin ons tot de ontdekking te brengen dat we onszelf niet kunnen verlossen; dat alles wat wij ondernemen ons niet zal helpen. En de diepste vrede des harten en de diepste vrijheid is precies dāt te ontdekken!
Wij zouden paradoxaal kunnen zeggen, dat ik midden in de stroom -die ons drijft en die zo krachtig is, waaraan ik geen weerstand kan bieden- dat ik mij daarin laat gaan. Niet op een fatalistische manier, want een beetje spartelen is echt wel goed. Vechten, werken, discipline is goed. Maar het heeft niets te maken met resultaten, met een doel nastreven.
Waar het om gaat, is dat die grote stroom uiteindelijk lichtvol is, grenzeloos hoopvol. Dat is wat in zen bedoeld wordt met 'sterf en wees morsdood en kom dan helemaal tot leven'. Het betekent niet dat je je ego moet overwinnen of dat je jezelf moet vellen, want dat lukt toch niet.
(1) Drongen, 29.6.1996. Selectie van antwoorden op schriftelijk gestelde vragen tijdens het feest n.a.v. het tienjarig bestaan van Maha Karuna. Verscheen in Zien, nr 5 (herfst 1996)

Verdwenen van: http://home.scarlet.be/~fr012653/mkc/html/vraag_zen_en_het_ego.htm