LANKAVATARA SOETRA

De Afdaling op Lanka

Hoofdstuk 4

Tekst 58

Toen stelde Bodhisattva-mahasattva Mahamati de Gezegende een vraag: Gezegende, Welgegane, vertelt u mij over het verrijzen en verdwijnen van de skandhas, dhatus, en ayatanas. Als het verrijzen en verdwijnen van de aggregaten, de elementen, en de zintuiglijke organen zelfloos zijn, wie wordt er dan geboren? Wie overlijdt? Onwetenden volgen (de gang van) geboorte en dood zonder te realiseren dat aan lijden een eind gebracht kan worden, noch kennen ze nirvana.

De Gezegende antwoordde: Mahamati, luister dan goed, en overdenk wat ik ga zeggen.

Mahamati antwoordde: Zeker, Gezegende, en hij luisterde.

Dit zei de Gezegende: De Schoot Waaruit de Boeddhas Voortkomen (Tathagatagarbha) is de bron van dienstig en ondienstig. Het is in staat alle wezens die zich in het wiel van geboren-worden en sterven bevinden te creeeren, zoals een magier zichzelf in verschillende gedaanten kan laten zien; het is echter geen zelf-ziel, noch iets wat daartoe behoort. De inherente aard (ervan) is onbezoedeld en fundamenteel zuiver. Voor hen die dit niet begrijpen is er het gezamenlijk evolueren van de drievoudige combinatie (van skandhas, dhatus, en ayatanas), en dat (evolueren) leidt tot gevolgen. De geleerden echter, die dit niet beseffen, hechten ferm aan het idee van een oorzaak (of veroorzaker). Onder invloed van prapanca (onderscheid-aanleggen) dat vanaf de tijd zonder begin verkeerde redeneringen deed ontstaan, gaat wat hier de naam alayavijnana (Opslagbewustzijn) krijgt vergezeld van de zeven andere bewustzijnen, en dat alles veroorzaakt de "sfeer-van-onwetendheid". Het is vergelijkbaar met de grote oceaan waar de golven af en aan rollen, maar waarvan het (oceanische of fundamentele) lichaam zelf ononderbroken voortduurt, vrij van fouten zoals vergankelijkheid, en onberoerd door filosofieen over zelf-substantie - want naar zijn ware aard volkomen zuiver.

Wat betreft de andere zeven bewustzijnen, beginnend met het denken (manas) en het superviserende (manovijnana): deze ontstaan en vergaan van moment-tot-moment, zonder onderbreking; ze ontstaan op basis van onderscheid-aanleggen, hetgeen verkeerd is, en ze zijn ten nauwste verbonden met condities genaamd beelden, gestalten, en vormen. Daar ze (de zeven bewustzijnen) geloof hechten aan namen en vormen realiseren ze niet dat individuele vormhebbende fenomenen slechts in en uit bewustzijn zelve zijn; ze (die 7) verschaffen geen juiste informatie over gelukservaringen en leed; ze liggen niet ten grondslag aan bevrijding. Waar op basis van gehechtheid naam en vorm gestalte krijgen, is ontstaan van verdere begeerte het resultaat, en zo zijn ze tegelijkertijd het geconditioneerde en het conditionerende. Zodra de zintuiglijke organen die (de objecten) grijpen niet meer zijn (of niet meer voortgaan op ervaringen te elaboreren), dan houdt ook al het andere (mentale actief zijn) op, en is er geen ingaan meer op geluk of leed - die door kennis zelve worden gekend. Dan is er het ophouden waarin gedachten en ondervindingen tot rust zijn gekomen, of er is de (successieve) realisering van de vier dhyanas waarin de waarheden van (ware) bevrijding juist begrepen worden - en dan gaan de yogin de notie van ware bevrijding koesteren, want er is geen verrijzen meer (van de skandhas, dhatus en ayatanas).

Echter, wanneer er in het Opslagbewustzijn, dat (hier) gekend wordt onder de naam Schoot-waaruit-de-Boeddhas-Voortkomen (Tathagatagarbha) een revolutie (of definitieve ommekeer - paravritti) heeft plaatsgevonden, dan houdt het evolueren van de zeven bewustzijnen NIET op. Waarom niet? Omdat het evolueren der bewustzijnen steunt op deze oorzaak (d.w.z. op de Tathagatagarbha); echter, dit behoort de praktijken der Toehoorders, Zelf-Verlichtten, en alle anderen die zich disciplineren naar de filosofieen der geleerden niet toe. Daar zij het niet-zelf zijn (der wezens) aanvaarden (maar niet het substantieloos zijn der dingen), daar zij accepteren dat er individualiteit en algemeenheid steekt in de skandhas, de dhatus en de ayatanas, daarom evolueert de Tathagatagarbha. Zodra er echter een (juist) inzicht is in de vijf dharmas, de drie svabhavas en het substantieloos-zijn van alle dingen, komt de Tathagatagarbha tot uitdoving. Door een definitieve ommekeer tot stand te brengen, dankzij de voortgaande ontwikkeling doorheen de (bodhisattva-) stadia, zullen de (bodhisattva- mahasattvas) niet verdwalen en niet terechtkomen op de paden der geleerden die er andere meningen op na houden. Zich vestigend op het (achtste der 10) stadium dat Onbeweeglijk (Acala) genoemd wordt, verkrijgt (de yogin toegang tot) de paden die leiden naar de gelukservaring die voorkomt in de praktijk der tien samadhis. Ondersteund door de Boeddhas' samadhi, met in gedachten de Boeddha-Waarheden die het denken en zijn eigen oorspronkelijke geloften teboven gaan, zich de gelukservaring ontzeggend die gekoppeld is aan die samadhi die "het einde aan de realiteit" (bhutakoti) heet, maar door de zelf-realisatie in te zetten die over het algemeen niet voorkomt in de disciplines der Toehoorders, Zelf-Verlichtten, en geleerden, verkrijgt de yogin de tien disciplines die de nobele clan (der Tathagatas) toebehoren, en bovendien verkrijgt hij, dankzij die geestkracht die niet verbonden is met de realisering van (of in) samadhi, het kennis-lichaam. Daarom, Mahamati, laat die Bodhisattva-mahasattvas die streven naar de verheven Waarheid de zuiverheidsveroorzakende praktijk beoefenen die verbonden is met de leer over de Tathagatagarbha, die (ook) gekend wordt als Opslagbewustzijn (alayavijnana).

Mahamati, als je zegt dat er geen Tathagatagarbha is, die ook gekend wordt onder de naam Opslagbewustzijn, dan zal er, in afwezigheid van die Tathagatagarbha alias Opslagbewustzijn ook geen verdwijnen (van het ervaren van de zintuiglijke organen en het mentale evolueren) zijn. Nochtans, Mahamati, is er dat verrijzen en verdwijnen van zowel de onwetenden als de heiligen. De yogin die zich op het nobele pad van zelf-realisatie bevinden en die verblijven in de vreugden die de dingen naar hun ware aard verschaffen, geven (daarom nog) niet hun noeste vlijt (in de oefening) op en raken nooit ontmoedigd. Mahamati, deze Tathagatagarbha-sfeer is naar zijn inherente aard onbezoedeld en voorbij de speculatieve theorieen der Toehoorders, Zelf-Verlichtten, en geleerden; echter voor hen die zich concentreren op het feit dat ze bezoedeld is door externe factoren schijnt ze ontdaan van inherente zuiverheid. De Tathagatas, Mahamati, zien dat anders, voor hen is het (,de inherente zuiverheid,) een intuitieve ervaring, vergelijkbaar met het in je hand houden van de Amalaka-vrucht (de mango die van buiten vol modder mag zitten, maar van binnen zoet en zuiver is).

Mahamati, zo heb ik het verteld in de soetra over koningin Srimala, en ook in een andere waarin de bodhisattvas, met hun subtiele, fijne, en zuivere kennis mijn bemoediging ontvangen; daarin vertel ik dat de Tathagatagarbha,alias Opslagbewustzijn, samen met de overige zeven bewustzijnen evolueert. Deze soetras zijn bedoeld voor de Toehoorders die nog gehechtheid tonen; het toont hen het substantieloos zijn der dingen. Deze (de eerste) soetra werd gegeven ten overstaan van koningin Srimala die eveneens Boeddha's aanmoediging ontving; hier sprak ik over het (zuivere) rijk van de Tathagata, en ook al dit behoort de speculatieve leer der Toehoorders, Zelf-Verlichtten, en geleerden niet toe. Er is echter een uitzondering, Mahamati. Dit (deze leer over) Tathagataschap, de sfeer van de Schoot-waaruit- de-Boeddhas-Voortkomen-cum-Opslagbewustzijn, is er voor Bodhisattva- mahasattvas die, als jijzelf, subtiele, fijne en aldoordringende gedachtenkracht bezitten en die de dingen naar hun betekenis (en niet naar de letter) verstaan. Dit is niet voor geleerden, Toehoorders, en Zelf-Verlichtten die gehecht zijn aan (uitsluitend) de letter der canonieke teksten. Daarom, Mahamati, streef en oefen met de andere Bodhisattva-mahasattvas in die praktijk die heet "het rijk van Tathagataschap". Begrijp de sfeer van de Schoot-waaruit- de-Boeddhas-Voortkomen-cum-Opslagbewustzijn opdat je je niet alleen zult richten op enkel boekenwijsheid.

Er wordt gezegd:

1. De Schoot waaruit de Tathagatas voortkomen is inderdaad verbonden met de (andere) zeven bewustzijnen; hecht je hieraan, dan verrijst er dualiteit; begrijp je het juist, dan houdt dualiteit op.

2. De geest, die vanaf de tijd zonder begin het product is van mentaal ageren, is niet meer dan een beeld; zie je dingen zoals ze in zichzelve zijn, dan is er noch de wereld-van-objecten, noch het verdwijnen ervan.

3. Zoals de onwetenden grijpen naar de vinger, en niet naar de maan, zo is het met hen die hechten aan de letter - zij kennen mijn Waarheid niet.

4. De citta (Opslagbewustzijn) danst als een danser; het denken (manas) lijkt op een goochelaar; het (superviserende) bewustzijn creeert - tesamen met de andere vijf (zintuiglijke bewustzijnen) - een wereld-van-objecten die niet meer is dan een podium (waarop een niet-bestaand leven wordt voorgespeeld).

Toelichting bij tekst 58

Tathagatagarbha. Zie tekst 27. Daar wordt de Tathagatagarbha gelijkgesteld aan sunyata; hier, in tekst 58, is ze gelijk aan de Alayavijnana. Het verschil ligt in de interpretatie, niet in de betekenis. De hedendaagse meester Yin-shun vertelt ons over het verschil of de overeenkomst tussen de woorden Tathagatagarbha en alaya(vijnana): "Alhoewel de inherente aard van de Tathagatagarbha zuiver is, is ze vanaf de tijd zonder begin doordrenkt geraakt met gewoontepatronen (prapanca) die dan alaya-bewustzijn worden genoemd - vergelijk het met de uitgestrektheid van de hemel (of lucht) die, wanneer er wolken aan voorbij trekken zelf noch licht, noch donker wordt. De inhoud van het alaya-bewustzijn heeft een ware vorm (Tathagatagarbha) en een karmische vorm (doordrenkt vanwege dat prapanca); de samensmelting van de twee is de alaya." Hij gaat verder en zegt: "In Asanga's en Vasubhandu's Enkel-Bewustzijn-leer is zo'n uiteenzetting moeilijk te geloven of te begrijpen, maar in dit (Tathagatagarbha-)systeem bestaat het alaya-bewustzijn op basis van de Tathagatagarbha!"

Met betrekking tot de vraag die Mahamati stelt: Wat gaat er doorheen het wiel van geboren-worden en sterven? verklaart de eerwaarde deze leer als volgt: "Omdat de Tathagatagarbha eeuwig is, onbeweeglijk, en onafscheidelijk van geboorte en dood, wordt er van gezegd dat het transmigreert doorheen de diverse vormen van bestaan."

- Met de woorden "dienstig en ondienstig" inplaats van "goed en slecht" wordt de filosofie van de orthodoxie gevolgd die zegt dat iemand die nog onwetend is, dus nog geen verschil kan maken tussen goed en slecht, slechts in zijn/haar onnozelheid dienstig of ondienstig kan handelen omdat concepten als schuld en boete nog niet van toepassing kunnen zijn. "Goed" en "slecht" zijn de canon binnengeslopen via de pen van confucianistisch opgevoedde geleerde monniken.

- 4e alinea: Zie voor van moment-tot-moment tekst 44.

- De alinea beginnend met: "Wat betreft de andere zeven bewustzijnen,..."
De zin: "Waar op basis van gehechtheid naam en vorm gestalte krijgen, is ontstaan van verdere begeerte het resultaat, en zo zijn ze tegelijkertijd het geconditioneerde en het conditionerende." "Naam en vorm" is een ander woord voor "lichaam en geest". De zin verwijst naar de keten van afhankelijk, voorwaardelijk ontstaan: begeerte is het begin, en op basis daarvan ontstaat gehechtheid -- naar verder bestaan, en zodra dat bestaan er is zorgt begeerte er voor dat het wiel verder rolt.

. De zin: "het ophouden waarin gedachten en ondervindingen tot rust zijn gekomen, ... geen verrijzen meer (van de skandhas, dhatus en ayatanas)."
Aangezien hier gesproken wordt over het successieve doorlopen van de meditatieve staten die dhyana heten, de hoogste waarvan toegang geeft tot de "sfeer van ervaring-noch-niet-ervaring", die voorbij het vormhebbende bestaan ligt, moeten we begrijpen dat met de laatste deelzin "... want er is geen verrijzen meer" die graad van verlichting wordt bedoeld die voorbij de mensensfeer gaat - maar overigens nog niet identiek is aan Boeddhaschap.
. "De tien ..." De 10 Boeddha-disciplines. Hierover vertellen de diverse lemmata niets, echter de 10 samadhis zijn die "mind-sets" die tot ieder der 10 bodhisattva-stadia behoren.
. "Zich de gelukservaring ontzeggend ..." Deze zin geeft aan dat de yogin op het bodhisattvapad niet wenst te blijven steken in een heel persoonlijke gelukbrengende ervaring die hem weghoudt bij "de wereld". Op dit punt aangekomen beseft hij/zij dat er een praktijk en doel is verhevener en waardevoller dan louter een persoonlijk nirvana ervaren.

- De alinea beginnend met: "Mahamati, zo heb ik het verteld in de ..."
Er wordt hier niet verteld welke de andere soetra is. Er zijn er een paar die zich voornamelijk bezig houden met deze vorm van praktizeren: De Tathagatagarbha soetra, De Ratnagotravibhaga (Verhandeling over het Onderscheiden van de Verheven Aard), de Mahayana-sradotpada soetra (het Ontwaken van Vertrouwen),en de in dit tekstgedeelte genoemde Srimaladevi soetra.

- In dit tekstgedeelte wordt gesproken over de Tathagatagarbha "samen met de andere zeven" bewustzijnen. De verklaring daarvoor geeft Meester Yin-shun als volgt: "Gebaseerd op de Tathagatagarbha bestaat het Opslagbewustzijn, en gebaseerd op het Opslagbewustzijn bestaat alles." Hier worden dus het Opslagbewustzijn, het superviserende, en de overige zintuiglijke bewustzijnen onder "het Schoot-bewustzijn" geschoven - als het ware -, ook al wordt er gezegd dat Schoot en Opslagbewustzijn identiek zijn.

Tekst 59