LANKAVATARA SOETRA

De Afdaling op Lanka

Hoofdstuk 3: Over Vergankelijkheid


Tekst 55

Toen zei Bodhisattva-mahasattva Mahamati tot de Gezegende: Vergankelijkheid, vergankgelijkheid, dit is een onderscheiding der geleerden. En ook u, Gezegende, verklaart in de canonieke teksten dat alle samengestelde dingen vergankelijk zijn, onderhevig aan geboorte en dood (ontstaan en vergaan) - dat is hun aard. Echter, Gezegende, is dit juist of verkeerd? En, Gezegende, hoeveel soorten vergankelijkheid zijn er?

De Gezegende zei: Mahamati, de geleerden onderscheiden zeven soorten vergankelijkheid, ik echter doe dat niet. Wat zijn die zeven (die de geleerden postuleren)? Er zijn er die zeggen dat er eerst ontstaan is, en dan vergaan, dat is hun vergankelijkheid. Dat wil zeggen, Mahamati, eerst wordt er iets geboren en vervolgens houdt dat op te bestaan - zo zien ze dat.
Anderen verklaren vergankelijkheid als verandering van vorm (rupa). Anderen zeggen dat vorm (of materie als "ruwe grondstof") zelf vergankelijk is.
Anderen verklaren dat vergankelijkheid schuilt in het voortdurend veranderen van vorm; ze zeggen dat er in een voortdurend, ononderbroken bestaan van alle dingen een verandering plaats vindt in hun natuurlijke smaak (voorkomen). Bijvoorbeeld: melk verandert in zure melk. Zo'n onzichtbare ontbinding, zeggen ze, vindt plaats in alle dingen - en dit noemen ze vergankelijkheid.
Anderen stellen zich voor dat er een objectief (vormhebbend) bestaan (bhava) is, en dat noemen ze vergankelijk.
Anderen zeggen dat bestaan en niet-bestaan vergankelijk zijn.
Weer anderen zeggen dat ongeboren-zijn vergankelijk is omdat alle dingen vergankelijk zijn, en omdat vergankelijkheid inherent is aan alle dingen.

Mahamati, met vergankelijkheid die voorkomt in bestaan en niet-bestaan wordt bedoeld dat de uit de elementen samengestelde dingen van nature onderhevig zijn aan vergaan, en ook dat ze, die samengestelde dingen, niets mentaal of fysiek tastbaars in zich bergen, terwijl de elementen zelve onbeweeglijk zijn.

Met vergankelijkheid die niet-geboorte is, wordt bedoeld dat er noch permanentie, noch impermanentie is; het betekent dat in geen ding een evolutie van zijn naar niet-zijn (en omgekeerd) plaatsvindt, en dat niets als (substantieel) bestaand wordt waargenomen, zelfs niet in het laatst vindbare atoompje. Dit niet zien van wat dan ook is een andere naam voor "niet-geboren", niet voor "geboren". Dit, Mahamati, is de aard van vergankelijkheid die "niet-geboren" is, en daar ze dit niet begrijpen koesteren de geleerden de idee dat vergankelijkheid (uitsluitend) samenhangt met geboorte.

Verder, Mahamati, met "vergankelijkheid als vormhebbend bestaan" wordt bedoeld dat er in de geest der geleerden een onderscheid-aanleggen is met betrekking tot de concepten "permanent" en "impermanent" (onvergankelijk en vergankelijk). Wat heeft dat te beduiden? Het betekent dat er een als zodanig onvernietigbaar ding wordt verondersteld dat vergankelijkheid genoemd wordt. Dat ding zorgt er dan voor dat alle dingen vergaan (verdwijnen, sterven). Ware deze vergankelijkheid er niet, dan zouden dingen niet verdwijnen. Vergelijk het met een stok of een steen, of met een hamer die andere dingen stukslaat maar zelf heel blijft. (Dit is de visie van geleerden,) maar wanneer we werkelijk om ons heen kijken dan nemen we nergens zo'n wederzijdse differentiatie waar die ons er toe zou kunnen brengen te zeggen dat hier vergankelijkheid de oorzaak is, en dat dingen verdwijnen als gevolg van (het werken van) vergankelijkheid. Zo'n differentiatie naar oorzaak en gevolg is er niet; we kunnen niet zeggen: hier is de oorzaak: vergankelijkheid, en daar is het gevolg. Wanneer we dan vaststellen dat er geen differentiatie naar oorzaak en gevolg is, dan zijn alle dingen permanent, want er bestaat geen oorzaak die het anders zou kunnen doen zijn. Mahamati, het verdwijnen van alle dingen heeft een oorzaak, maar de onwetenden en eenvoudigen van geest begrijpen het niet. Wanneer een oorzaak naar zijn aard verschilt (van het gevolg), dan wordt geen (gelijkaardig) gevolg geproduceerd. Zou dat wel zo zijn, dan is de vergankelijkheid van alle dingen (te zien als) een voorbeeld van een niet-gelijkaardig gevolg, en dan is er geen verschil tussen oorzaak en gevolg. Niettemin wordt aan de dingen oorzaak en gevolg waargenomen. Als er al een bestaande is dat de naam vergankelijkheid verdient, dan heeft het (automatisch) de karakteristiek van een gevolg-producerende oorzaak, en dragen alle dingen een en dezelfde entiteit in zich. Koestert iemand de idee dat er een oorzaak-producerend gevolg is, dan betekent dit dat vergankelijkheid de oorzaak is van vergankelijkheid, want het draagt de aard van het (hiervoor genoemde) gevolg in zich: vergankelijkheid. Dan kun je van geen ding zeggen dat het onvergankelijk is, maar moet je zeggen dat het vergankelijk is.

Als zich in alle dingen vergankelijkheid (als een fysieke en mentale entiteit) bevindt, dan moet er ook over gesproken worden in termen van de drie tijden (: verleden, heden, en toekomst). Dan verdween het met de dingen uit het verleden; zijn toekomst is er nog niet omdat dingen uit de toekomst nog niet ontstaan zijn; in het heden valt het uiteen tesamen met de dingen die er nu zijn (en straks niet meer).

Materie (rupa) is een resultaat van het in verschillende gedaanten samenkomen van de elementen. Daar de primaire en secundaire elementen noch verschillend, noch niet-verschillend (van elkaar) zijn, zijn ze van nature onvernietigbaar - want dat is wat de geleerden (de Lokayata) zeggen. (Echter, Mahamati,) het is een feit dat de hele drievoudige wereld met zijn primaire en secundaire elementen ontstond, verblijft, en zal verdwijnen. Hoe kunnen deze geleerden vergankelijkheid erkennen als separaat bestaan, (afgescheiden van de drie tijden), een bestaan dat onafhankelijk is van de primaire en secundaire elementen, terwijl ze die elementen (tegelijkertijd zien als) noch in beweging gekomen, noch tot vernietiging gaan! (Maar de geleerden moeten het zo wel zien) want ze hechten aan de notie van (eeuwig onveranderlijke) zelf-aard! De opvatting dat vergankelijkheid vanaf het eerste ontstaan een bestaande is, en dat het vervolgens niet verder evolueert (is niet houdbaar, en wel hierom:) (1) omdat ieder element een heel eigen zelf-aard heeft, anders dan die van de andere, kunnen ze elkaar niet voortbrengen. (2) Geen van de individuele elementen kan zichzelf voortbrengen omdat (interne) differentiatie (naar vorm en vormgever) ontbreekt. (3) Een ontstaan van ieder element, afzonderlijk van de andere, is onmogelijk omdat er dan (na dat ontstaan) geen connectie is (met de andere vier). Daarom is de conclusie dat vergankelijkheid de (bestaans-) oorzaak (van alles) is onhoudbaar.

Met vergankelijkheid die waargenomen wordt aan het voortdurend veranderen van vorm bedoelen ze dat de primaire en secundaire elementen niet onderhevig zijn aan uiteenvallen en verdwijnen. Mahamati, wat bekend staat als uiteenvallen en verdwijnen is, zelfs wanneer men analyseert tot op de atomaire deeltjes, niet de vernietiging van de primaire en secundaire elementen, maar van hun vorm die zich in verschillende gedaanten voordoet, hetzij lang of kort. Maar in feite (,zeggen ze,) vindt er in de elementaire atomen geen vernietiging plaats; dat wat waargenomen wordt als uiteengevallen en verdwenen is (enkel) die externe formatie van de elementen - zo denken de Sankhya er over.

Vergankelijkheid van externe gestalten (de eerste van de 7 genoemde) wordt uitgelegd als het impermanent zijn van vorm (rupa); wat in die optiek impermanent is zijn de externe gestalten en niet de elementen. Waren de elementen zelve vergankelijk dan zouden onze alledaagse ervaringen tot verdwijnen gedoemd zijn. Dit zeggen de Lokayata; zij menen dat alle dingen terug te voeren zijn tot slechts woorden, omdat nooit is waargenomen dat de dingen een zelf-aard bezitten (, laat staan dat) die tot ontstaan zou kunnen komen.

Vergankelijkheid van verandering staat voor de veranderlijkheid van vormen (rupa), en niet voor de verandering van de elementen zelve zoals je je dat zou kunnen voorstellen aan de hand van het beeld van goud dat in diverse vormen getoond wordt; de aard van goud verandert niet, maar het toont zich in een varieteit aan vormen. (Dit is de visie van het Toehoorders- Voertuig).

Dit zijn mijn woorden over vergankelijkheid, veranderlijkheid, en onderscheid-aanleggen zoals de geleerden dat zien. Vuur vermag dan de elementen te verwoesten, maar hun zelf-aard (d.w.z. sunyata) kan niet verbrand worden. In het vergaan van ieder (element) individueel, is er de vernietiging van primaire en secundaire elementen. Echter, Mahamati, ik verkondig geen leer die zich bezig houdt met vergankelijkheid of onvergankelijkheid. Waarom niet? Omdat ik (het concept) externe objecten niet aanvaard; de drievoudige wereld, zeg ik, is slechts in en uit bewustzijn zelve; ik neem het concept dat zegt dat er een veelvoud aan externe objecten is niet aan: de elementen verrijzen niet, noch vergaan ze, noch is er een duur waar te nemen; dingen zoals primaire en secundaire elementen zijn niet; omdat er onderscheid-aanleggen is, daarom evolueren dualistische aannames over het waargenomene en het waarnemen. Zien we eenmaal dat dualiteit enkel bestaat omdat er onderscheid-aanleggen is, dan verstomt de discussie over bestaan of niet-bestaan van een externe wereld, dan is Enkel-Bewustzijn begrepen. Onderscheid-aanleggen verrijst uit het onderscheiden van een wereld waarin handelen resultaat voortbrengt; geen-onderscheid-aanleggen is er wanneer de wereld niet gezien wordt. Dan koester je niet meer het onderscheid-aanleggen tussen bestaan en niet-bestaan - dat uit je eigen geest voortkomt; dan zie je dat dingen, of ze nu tot deze of een verfijndere wereld behoren, of tot het verhevenste, niet te omschrijven met termen als vergankelijk of onvergankelijk zijn. Dan zie je dat naar waarheid niets in de wereld zich buiten de geest zelve bevindt. Daar (de betekenis van) onderscheid-aanleggen niet begrepen wordt door geleerden die vervallen zijn tot verkeerde, dualistische ideeen, geleerden die niet kunnen bogen op enig resultaat van spirituele oefening, komt vergankelijkheid hen voor als een onderwerp voor discussie. Mahamati, die drie aspecten aan alle dingen, het zijn van deze wereld, van een verfijndere, of van het verhevenste, zijn er omdat er onderscheid naar woorden is. De onwetenden en eenvoudigen van geest zien dit echter niet.

Er wordt gezegd:
118. De geleerden, onwetend als ze zijn, onderscheiden vergankelijkheid in termen van ontstaan-vergaan, als een transformatie van externe vormen, als een bestaande, of als vorm(hebbend).

119. Dingen komen niet tot vernietiging; de zelf-essentie der elementen is eeuwig; ondergedompeld in een veelheid aan opinies gaan geleerden over tot het onderscheiden (en ontrafelen) van vergankelijkheid.

120. Die geleerden zeggen dat er geen vernietiging is, geen ontstaan, dat de elementen naar hun zelf-essentie permanent zijn - maar wie onderscheidt vergankelijkheid?

121. (Ik zeg:) de wereld is niets dan in en uit bewustzijn zelve. Alles wat als dualiteit wordt waargenomen verrijst (uitsluitend) uit bewustzijn zelve en wordt (verkeerdelijk) onderscheiden als het waargenomene en dat wat waarneemt, (maar) een zelf-ziel (die waarnemer zou kunnen zijn), alsmede dat wat daartoe behoort, is niet.

122. Brahma's rijk en dergelijke -- ik zeg dat het enkel in het bewustzijn is, (maar) buiten (de) Enkel-Bewustzijn-leer; je kunt (,bij substantiele afwezigheid ervan,) niet over Brahma en dergelijke spreken.

Dit is het einde van het derde hoofdstuk van de Lankavatara-Mahayana soetra genaamd "Over Vergankelijkheid".

Hoofdstuk 4 - Over Intuitief Weten

Toelichting bij tekst 55

- De alinea beginnend met: "Met vergankelijkheid die niet-geboorte is,..."
Met de laatste regel in deze alinea keurt Boeddha voor een deel de geleerden's zevende vorm van vergankelijkheid goed - voor een deel. Hij perfectioneert deze visie in de passage beginnend met: "Mahamati, met vergankelijkheid die voorkomt in bestaan en niet-bestaan wordt bedoeld ..."
. Het "niet zien van wat dan ook is een andere naam voor niet-geboren" vinden we in andere woorden in een van de eerste boeken van de Avatamsaka soetra: de "Zangen op Berg Soemeroe". Daar staat: "Geen opinie is het zien / dat alle dingen ziet; / Wie een mening heeft over dingen / ziet in het geheel niet.

- De alinea beginnend met: "Dit zijn mijn woorden ...", het zinsdeel: "... geen-onderscheid-aanleggen is er wanneer de wereld niet gezien wordt."
Dit zinsdeel schijnt in het Sanskriet-manuscript niet voor te komen; het is een toevoeging aangebracht door de chinese vertalers. De wereld niet zien betekent dat er in de geest geen prapanca: babbelen, vergelijken, beoordelen, interpreteren, en dergelijke meer plaats vindt. Dan ziet de yogin niets, maar weet.

Herfrasering van vers 120: "Die geleerden zeggen dat er geen vernietiging is, geen ontstaan, dat de elementen naar hun zelf-essentie permanent zijn. Maar wie (onder hen, zelf samengesteld uit deze elementen die al dan niet vergaan of ontstaan, al dan niet intrinsiek eeuwig zijn, al dan niet vergankelijk zijn naar hun vorm-manifestatie) onderscheidt vergankelijkheid?" Met andere woorden: hier wordt de opinie geschilderd van iemand die zichzelf afgescheiden van het bestaande ziet, en niet beseft dat zijn lichaam-geest-complex aan dezelfde wetten onderhevig is als de rest.