LANKAVATARA SOETRA
De Afdaling op Lanka
Hoofdstuk 3: Over Vergankelijkheid
- Introductie tot de Lankavatara Sutra
- Begin van de Lankavatara Sutra
- Hoofdstuk 1 van de Lankavatara Sutra
- Hoofdstuk 2 van de Lankavatara Sutra
- Begin Hoofdstuk 3 van de Lankavatara Sutra
- Hoofdstuk 4 van de Lankavatara Sutra
Tekst 47
Mahamati, volgens de geleerden die de transformatie-doctrine verkondigen zijn er negen soorten transformatie: - 1. de transformatie van vorm; 2. de transformatie van karakteristieken; 3. de transformatie van oorzaak; 4. de transformatie van overeenkomst; 5. de transformatie van inzicht; 6. de transformatie van oorsprong; 7. de transformatie van aard; 8. de transformatie van manifeste condities; en 9. de transformatie van manifest handelen. Mahamati, dit zijn de negen opinies over transformatie, en die opinies baseren deze geleerden op hun verborgen leer, en al die opinies komen voort uit hun opinies aangaande zijn en niet-zijn.Mahamati, met transformatie van vorm wordt bedoeld de verandering van manifeste vorm, zoals goud dat, zodra er juwelen uit worden gesmeed allerlei vormen aanneemt. Je kunt bijvoorbeeld zien hoe van goud een armband, een halsketting, of een hoofdtooi wordt gemaakt. Hoewel goud hetzelfde blijft wordt het getransformeerd tot een veelheid aan verschillend gevormde dingen. Zo ook, Mahamati, is er een algemene transformatie van dingen waarvan de geleerden zeggen dat hier een veroorzaker aan ten grondslag ligt. Ze hebben noch gelijk, noch ongelijk. Alle differentiatie in transformatie moet gezien worden als een gevolg van onderscheid-aanleggen, te vergelijken met de verandering die melk ondergaat in het proces naar kwark, of als het rijpingsproces van vruchten(sap) naar alcohol. Mahamati, net als in het proces van karnen en alcohol bereiden, zo ontstaat iedere transformatie uit dat onderscheid-aanleggen waar de geleerden zich toe bekennen. In werkelijkheid wordt niets getransformeerd, want de externe objecten die onderscheiden worden als zijnd of niet-zijnd zijn in en uit bewustzijn zelve, en hebben geen eigen realiteit. Zo ook, Mahamati, is wat de onwetenden en eenvoudigen van geest zien als het ontstaans- en voortgangsproces der dingen niets meer dan het onderscheiden in hun eigen geest, en, Mahamati, zo is er noch een ontstaans- of voortgansproces, noch is er verdwijnen, want al dat is vergelijkbaar met het voortgaan van (illusoire) dingen in een visioen of in een droom. Mahamati, het is als het waarnemen van het verrijzen en verdwijnen van dingen in een droom; het is als de geboorte en dood van een kind dat geboren is uit een onvruchtbare vrouw.
Daarom wordt er gezegd:
44. Zij die vorm doorheen de tijd zien evolueren, zij die (een ziel) waarnemen in de elementen en zintuiglijke organen die zich tussen twee levens (antarabhava) bevinden, en die daar (geboorte) uit zien voortkomen, die zijn niet wijs.
45. De Boeddhas onderscheiden de wereld niet als onderhevig aan de keten van afhankelijk, voorwaardelijk ontstaan; ze beschouwen oorzakelijkheid die deze wereld lijkt te regeren als iets dat lijkt op de stad van de Gandharvas.
Toen stelde Bodhisattva-mahasattva Mahamati de Gezegende vragen over de diepgewortelde gehechtheid aan het bestaan der dingen, en de manier om bevrijding te bereiken. Hij zei: Gezegende, Tathagata, Arhat, Volmaakt Verlichtte, vertelt u mij alstublieft over dat wat onze diepe gehechtheid aan bestaan karakteriseert, en ook over wat karakteristiek is aan ons onafhankelijk zijn daarvan. Wanneer wij, Bodhisattva-mahasattvas, eenmaal het verschil begrijpen tussen gehechtheid en onafhankelijkheid, dan weten we ook welke vlotte en vaardige middelen (upaya) dienen te worden ingezet, en zullen we niet meer gehecht raken aan woorden om daarmee de betekenis te vatten. Hebben we eenmaal een goed begrip van gehechtheid aan het bestaan van alle dingen en van onafhankelijkheid daarvan, dan vernietigen we ons onderscheid-aanleggen tussen woorden en letters. Dankzij onze wijsheid (buddhi) zullen we daarop alle Boeddhalanden en bijeenkomsten bezoeken. Dan hebben we het zegel der (Boeddha en Bodhisattva-)krachten, dat der controle over het zelf, de psychische faculteiten en de dharani. En welvoorzien met de wijsheid die gevonden wordt in de tien onuitputtelijke geloften (van Samatabhadra), en stralen uitzendend die aangeven dat we nu in een Transformatie-lichaam verkeren is ons handelen moeiteloos, als de maan, de zon, het (wensvervullende) juweel en de (vier grote) elementen. Dan houden we er in ieder stadium (van bodhisattvaschap) inzichten op na die vrij zijn van zelf-onderscheiding. En ziend dat alle dingen droomgelijk zijn, Maya-gelijk, gaan we het Boeddhaniveau binnen en verklaren in alle wezens' werelden de Dharma, ons richtend naar hun behoeften. Die Dharma-uiteenzettingen zullen vrij zijn van dualistische noties over zijn of niet-zijn, want dan zijn we in de (permanente) contemplatie op alle dingen als droomgelijk, Maya-gelijk, en zo zullen we ons gehoor bevrijden van het foutieve onderscheiden van ontstaan en vernietiging. Uiteindelijk zullen we rust vinden in dat diepste van onszelf waar die grote ommekeer plaatsvindt die voorbij woorden gaat.
Daarop zei de Gezegende: Mahamati, dat heb je goed gezegd, heel goed gezegd! Luister nu goed, en overdenk wat ik verder te zeggen heb.
Bodhisattva-mahasattva Mahamati zei: Zeker, Gezegende, dat zal ik doen. En hij luisterde.
De Gezegende zei:
Mahamati, diepgeworteld is onze gehechtheid aan het bestaan van alle dingen, waarvan we de betekenis proberen te begrijpen aan de hand van woorden. Bijvoorbeeld, daar is diepgewortelde gehechtheid aan tekenen die individualiteit aangeven, aan oorzakelijkheid, aan ideeen over zijn en niet-zijn, is er onderscheiden van geboorte en niet-geboorte, van ophouden (nirodha) en niet-ophouden, van Voertuig en Niet-Voertuig, of van het Samengestelde (samskrta) en het Niet-Samengestelde, of van de karakteristieken der stadia en niet-stadia, en er is de diepgewortelde gehechtheid aan onderscheiden zelf, en ook aan dat wat ontstaat uit verlichting. We hechten ferm aan het onderscheid tussen dat zijn en niet-zijn waar ook de geleerden zo aan hangen; we hechten aan de Drie Voertuigen en aan het Ene Voertuig - (maar) al dit zijn onderscheidingen. Mahamati, dit zijn de diepgewortelde gehechtheden die gekoesterd worden door de onwetenden en de eenvoudigen van geest - zij onderscheiden ze. Zich fanatiek aan deze dingen hechtend gaan de onwetenden en eenvoudigen van geest voort en voort met onderscheid-aanleggen en lijken zo op de zijdewormen die met hun eigen draad van onderscheid-aanleggen en gehechtheid niet alleen zichzelf inspinnen, maar ook anderen, in de ban van de draad als ze zijn. Zo blijven ze fanatiek gehecht aan noties over bestaan en niet-bestaan. (In werkelijkheid) echter is hier geen sprake van bestaan van diepgewortelde gehechtheid of onafhankelijkheid daarvan. Van alle dingen moet gezegd worden dat ze, bij afwezigheid van in gang zijn van onderscheid-aanleggen, solitair verblijven. Mahamati, de Bodhisattva-mahasattva zou zijn (mentale) verblijfplaats moeten inrichten daar waar hij alle dingen vanuit het standpunt van het Solitaire kan waarnemen.
Verder, Mahamati, wanneer (de Bodhisattva) het bestaan en niet-bestaan van een zich buiten het bewustzijn bevindende wereld begrijpt als zijnde een geestesgestalte, dan kan hij de staat van zonder-beelden-zijn binnengaan, daar waar Enkel-Bewustzijn is. Daar schouwt hij dan het solitaire dat het onderscheiden van alle dingen karakteriseert als zijn en niet-zijn, en ook als de diepgewortelde gehechtheid die daaruit voortvloeit. Dit zo zijnde is er in geen ding (ook maar) enig teken van diepgewortelde gehechtheid of onafhankelijkheid. Want hier, Mahamati, is niemand gebonden, is niemand bevrijd, behalve diegenen die, hun on-wijsheid gebruikend, toch gebondenheid en bevrijding waarnemen. Waarom is dat? Omdat, waar het de dingen (fenomenen) aangaat, geen standpunt moet worden ingenomen - niet over zijn, niet over niet-zijn.
En dan, Mahamati, zijn er in de geesten der onwetenden en eenvoudigen van geest drie diepgewortelde gehechtheden. Dat zijn hebzucht, haat, en onwetendheid, en zo is er verlangen dat zichzelf vermenigvuldigt en dat gepaard gaat met vreugde en hebzucht, en afhankelijk daarvan is er een opeenvolging van geboorten doorheen de paden (bestaansvormen). Zo zijn er voor alle wezens vijf paden van bestaan, die bij nadere beschouwing nauw verweven zijn (met hebzucht, haat, en onwetendheid). Zijn de banden met deze gehechtheid eenmaal doorgesneden, dan zullen er geen tekenen van ofwel gehechtheid ofwel niet-gehechtheid worden waargenomen.
Mahamati, steunend op, en zich hechtend aan de drievoudige combinatie (van hebzucht, haat, en onwetendheid), die nauw samenwerken, is er het gedurige voortgaan en functioneren van de (zintuiglijke) bewustzijnen; en vanwege die gehechtheid is er een voortdurende en diepgevoelde bevestiging van (individueel) bestaan. Wanneer de combinatie van die drie, die het functioneren van de bewustzijnen veroorzaakt niet meer plaatvindt is er de drievoudige bevrijding (: van hebzucht, haat, en onwetendheid); en wanneer dat voortdurend voor ogen wordt gehouden verrijst ook die combinatie (van de drie) niet meer.
Daarom wordt er gezegd:
46. Verbeelden van dingen die (,in hun substantieloosheid,) niet bestaan, dat is karakteristiek voor gehechtheid; is de waarheid hiervan grondig begrepen, dan is het net van gehechtheden verwijderd.
47. De onwetenden baseren hun kennis van het bestaande op woorden, en worden zo door hun eigen onderscheid-aanleggen ingekapseld als een zijdeworm in zijn eigen draad, en daarom hebben ze geen weet van hun gehechtheid.
Toelichting bij tekst 47
- Tweede alinea: " Ze hebben noch gelijk, noch ongelijk." Deze zin betekent niet dat Lanka's auteur een agnost is, maar dat een concept als "veroorzaker" niet toepasbaar is: het komt in het boeddhistische woordenboek niet voor, en kan er niet in voorkomen.
- Vers 44. In dit vers lijkt het "tussenbestaan", antarabhava, en daarmee wedergeboorte te worden afgewezen. Preciese lezing echter leert dat de auteur weliswaar niet aanvaardt dat er een ziel is die van een bestaan naar het andere gaat, maar het tussenbestaan als zodanig wordt hier niet ontkend.
- Vers 45. Al eerder werd gesproken over het verschil tussen oorzakelijkheid en afhankelijk, voorwaardelijk ontstaan. Aangezien doorheen dit hele vers het woord oorzakelijkheid wordt gebruikt is de betekenis iets moeilijker te achterhalen. Het eerste deel van het vers zegt in ieder geval dat, bij afwezigheid van zijns-substantie, er naar laatste analyse niets kan ontstaan, bestaan, of verdwijnen, en dat derhalve de keten van afhankelijk, voorwaardelijk ontstaan een geen-keten is, zoals dat in vaktermen zou heten. Van het tweede deel van het vers mogen we aannemen dat hier de oorzakelijkheidstheorie der geleerden wordt bedoeld. En ook hier wordt bovenstaande analyse op toegepast: oorzakelijkheid zelf en dat wat veroorzaakt wordt is illusoir, als de stad van de Gandharvas.
- Dharani. Zie het laatste tekstgedeelte.
- Zie voor "de tien onuitputtelijke geloften" de noten over Samantabhadra bodhisattva.